ECLI:NL:CBB:2018:494
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening fosfaatrechten voor startend melkveebedrijf
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een melkveebedrijf dat zich in een startfase bevindt. De verzoekster, een vennootschap onder firma, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar melding van bijzondere omstandigheden door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoekster vroeg om toestemming om zich te gedragen alsof zij 6.431 kg fosfaatrecht was toegekend, in afwachting van de beslissing op haar bezwaar.
De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De verzoekster had in januari 2018 een aanvraag ingediend op basis van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, omdat zij een nieuw bedrijf was. Echter, de minister beschouwde de verzoekster niet als een startend bedrijf, omdat zij een bestaand bedrijf had overgenomen, inclusief de vergunningen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekster voor ingrijpende keuzes staat met betrekking tot haar bedrijfsvoering, maar dat het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening haar niet de gewenste zekerheid zou bieden. De fosfaatproductie wordt gemeten over een jaar en de voorlopige maatregel zou geen wijziging brengen in de situatie van de verzoekster. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.