Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2018 in de zaak tussen
V.O.F. [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
.
Overwegingen
.Voorts heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld haar bezwaren mondeling toe te lichten.
23 mei 2016 echter slechts één etiket van 25 kg aan verweerder toegezonden. Voorts heeft zij niet voor 30 juni 2016 de overige etiketten ingediend.Het is de eigen verantwoordelijkheid van appellante, als aanvrager van uitbetaling van de betalingsrechten, om tijdig de juiste (hoeveelheid) bewijsstukken over te leggen. In het geval van appellante is dat niet anders. Uit artikel 17, zevende lid, van Verordening 809/2014 volgt, voor zover hier van belang, duidelijk dat de verzamelaanvraag de op verpakking van het zaaizaad gebruikte officiële etiketten bevat en dat deze uiterlijk op 30 juni moeten worden ingediend. In de Gecombineerde Opgave 2016 is appellante voorts nog eens erop gewezen dat zij vijf etiketten diende te overleggen voor
30 juni
.Het College heeft geen aanwijzingen dat voor verweerder de verplichting bestond om appellante na de indiening van het eerste etiket in de gelegenheid te stellen de overige vier etiketten alsnog te overleggen, terwijl het bepaalde in artikel 17, zevende lid, van Verordening 809/2014 zich ertegen verzet dat de in bezwaar ingebrachte etiketten alsnog worden meegenomen. Ook het bepaalde in artikel 4 van Verordening 809/201, op grond waarvan
– kort gezegd – steunaanvragen en eventuele door de begunstigde verstrekte bewijsstukken te allen tijde na de indiening ervan mogen worden gecorrigeerd en aangepast in geval van kennelijke fouten, kan appellante niet baten, reeds omdat appellante met het alsnog overleggen van de vier etiketten geen kennelijke fout wil corrigeren of aanpassen, maar nieuwe bewijsstukken aan haar steunaanvraag wil toevoegen.