In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 17/1685) tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, thans de minister voor Medische Zorg. De appellant had op 20 oktober 2017 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 september 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:6758). De rechtbank had in haar uitspraak de appellant in het ongelijk gesteld. Het College heeft het hoger beroep beoordeeld op ontvankelijkheid, waarbij het van belang was of het beroepschrift tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de termijn ingegaan op 2 september 2017 en geëindigd op 13 oktober 2017. Het College constateerde dat het beroepschrift pas op 20 oktober 2017 was ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was. Appellant had de gelegenheid gekregen om te onderbouwen dat hij het beroepschrift tijdig per post had verzonden, maar heeft dit niet kunnen aantonen. Hierdoor kon het College niet oordelen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Het College heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.