Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2018 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
,in die zin dat appellante heeft verzocht om alsnog de betalingsrechten voor de percelen 20 en 21, samen 28,44 ha, uit te betalen.
.Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat niet is komen vast te staan dat een van haar medewerkers appellante onjuist heeft voorgelicht. Volgens verweerder kan het beroep op het vertrouwensbeginsel dan ook niet slagen. Gelet op het moment waarop appellante het verzoek tot aanpassing van de aanvraag heeft ingediend kan verweerder dit verzoek alleen honoreren als sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 4 van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een kennelijke fout hanteert verweerder als uitgangspunt het werkdocument van de Europese Commissie (nr. AGR 49533/2002) (werkdocument). Verweerder stelt dat er geen sprake is van een kennelijke fout. Volgens verweerder bevat de aanvraag geen tegenstrijdigheden, waaruit zou kunnen blijken dat appellante ook uitbetaling wenste voor de percelen 20 en 21, door verweerder aangeduid als percelen 26 en 27. Het kan volgens verweerder niet uitgesloten worden geacht dat er voor appellante een reden bestond deze percelen niet voor uitbetaling van betalingsrechten in aanmerking te brengen.
Appellante heeft haar in bezwaar aangevoerde gronden in essentie gehandhaafd. Zij heeft wederom gesteld dat zij door onjuiste voorlichting van verweerder niet heeft gevraagd om uitbetaling van de betalingsrechten en de vergroeningsbetaling voor perceel 20 en 21. Hierdoor is zij betalingsrechten misgelopen wat voor haar grote financiële gevolgen heeft. Daarbij heeft zij gesteld dat de telefoonnotitie van verweerder geen recht doet aan de inhoud van het gesprek dat zij met de medewerker van verweerder heeft gevoerd en dat deze derhalve geen grondslag kan bieden voor het bestreden besluit.