ECLI:NL:CBB:2018:427
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en besluitvorming over melding bijzondere omstandigheden onder de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. [naam] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, een melkveehouderij, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrechten op 4.024 kg, zoals vastgesteld door de minister op 3 januari 2018. Appellante had op 3 maart 2018 een melding gedaan van bijzondere omstandigheden, maar de minister had hierop niet tijdig beslist. Appellante stelde dat de melding een aparte aanvraag was die losstond van de besluitvorming over haar fosfaatrechten en dat zij recht had op een snelle beslissing.
Het College overwoog dat de melding en de vaststelling van fosfaatrechten niet als afzonderlijke besluiten konden worden gezien. De wetgeving, met name artikel 23 van de Meststoffenwet, vereist dat de beslissing over de melding deel uitmaakt van de besluitvorming over het bezwaar. Het College concludeerde dat de minister niet verplicht was om apart te beslissen over de melding, aangezien deze melding onderdeel uitmaakte van de lopende bezwaarprocedure. Het beroep van appellante werd daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak benadrukt de samenhang tussen de verschillende besluiten onder de Meststoffenwet en de noodzaak voor melkveehouders om tijdig en adequaat te reageren op besluiten van de minister. Het College zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.