In deze zaak hebben appellanten, bestaande uit verschillende landbouwers, een verzoek ingediend om schadevergoeding bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van de aanwijzing dat blijvend grasland in het Natura 2000-gebied Rijntakken ecologisch kwetsbaar is, zoals vastgelegd in artikel 2.15 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De appellanten hebben hun landbouwgronden in dit gebied en stellen dat zij door deze aanwijzing schade lijden, omdat zij hun grasland niet mogen omzetten of ploegen, wat hun bedrijfsvoering negatief beïnvloedt.
De minister heeft de verzoeken van de appellanten afgewezen, wat heeft geleid tot beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De appellanten hebben betoogd dat de afwijzing van hun verzoek om schadevergoeding niet redelijk is, en dat deze lasten niet voor hun rekening zouden moeten komen. De minister heeft echter gesteld dat de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding geen besluit is waartegen bezwaar of beroep openstaat, omdat er geen wettelijke grondslag is voor het nemen van een besluit tot nadeelcompensatie.
Het College heeft geoordeeld dat de aanwijzing in artikel 2.15 van de Uitvoeringsregeling moet worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. Hierdoor is er geen mogelijkheid voor de appellanten om bezwaar te maken tegen deze aanwijzing. Het College heeft de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard, en hen geadviseerd zich in het kader van hun verzoek om schadevergoeding tot de burgerlijke rechter te wenden. De uitspraak is gedaan op 10 juli 2018.