In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaken 16/1006 en 16/1007, waarbij appellante, een V.O.F., in beroep ging tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had eerder besluiten genomen op de aanvragen van appellante voor toewijzing van betalingsrechten en uitbetaling van deze rechten voor het jaar 2015. De minister had de bezwaren van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de betalingsrechten en de uitbetaling opnieuw vastgesteld. Appellante was het niet eens met de vastgestelde oppervlakte van perceel 24, dat door de minister was gesplitst in twee percelen, en stelde dat de greppels op het perceel niet in de weg stonden aan normaal landbouwkundig gebruik. Tijdens de zitting op 23 mei 2018 werd duidelijk dat de minister de greppels als niet-subsidiabel beschouwde, terwijl appellante betoogde dat deze greppels ondiep waren en dus wel subsidiabel. Het College oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de greppels niet als subsidiabel landbouwareaal konden worden aangemerkt. Het College vernietigde de bestreden besluiten wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht en droeg de minister op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 1.030,- werden vastgesteld.