Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 juni 2018 in de zaak tussen
[naam], in leven laatstelijk gewoond hebbende te [plaats] , appellant
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in de procedure met zaaknummer 16/180. De appellant, die in leven laatstelijk woonachtig was te [plaats], is overleden op 24 oktober 2017. Het beroep was ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 februari 2016, dat betrekking had op kostenverhaal in verband met bestuurlijke handhaving. Na het overlijden van de appellant heeft het College onderzocht of er erfgenamen waren die het beroep wilden voortzetten. Dit onderzoek omvatte het versturen van een brief naar het laatst bekende adres van de appellant en het raadplegen van het boedelregister. Uit de ontvangen informatie bleek dat acht erfgenamen de nalatenschap hadden verworpen en dat er geen andere erfgenamen waren die zich bij het College hadden gemeld om het geding voort te zetten. Tijdens de zitting op 31 mei 2018 is er geen enkele erfgenaam verschenen. Het College concludeert dat er geen erfgenamen zijn die de appellant als partij in het geding hebben opgevolgd, waardoor het procesbelang is komen te ontvallen. Om deze reden heeft het College het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gedaan door een meervoudige kamer.