In deze zaak heeft [naam 1] B.V. beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor vroegefasefinanciering door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De aanvraag was gericht op het project 'Tag Trainer Thuis', dat patiënten in staat moet stellen om zelfstandig thuis te trainen met behulp van een innovatieve 'Tiktegel'. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb), omdat deze inhoudelijk gelijk zou zijn aan een eerdere aanvraag zonder dat er sprake was van veranderde omstandigheden. Het bestreden besluit verklaarde het bezwaar van appellante gegrond, maar handhaafde de afwijzing op andere gronden, namelijk dat het project geen vroegefasetraject zou zijn.
Tijdens de zitting op 8 februari 2018 werd het procesverloop besproken, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Appellante voerde aan dat de beoordeling van haar aanvraag niet zorgvuldig was en dat er geen meerderheid van niet-betrokken ambtenaren aanwezig was bij de hoorzitting. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de hoorzitting niet correct was uitgevoerd, maar dat dit gebrek niet leidde tot benadeling van appellante, aangezien het bestreden besluit door een andere ambtenaar was genomen.
Het College concludeerde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat het project van appellante geen vroegefasetraject betrof, omdat het gebruik maakte van bestaande technologie. De beroepsgrond van appellante werd verworpen en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 mei 2018.