ECLI:NL:CBB:2018:173

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
17/438
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot bestrijding van schadelijke organismen in de pootaardappelteelt

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 24 april 2018, zaaknummer 17/438, staat de bestrijding van schadelijke organismen in de pootaardappelteelt centraal. Appellant, een teler van pootaardappelen, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, dat maatregelen oplegde vanwege de aantasting van zijn pootaardappelen door het wortelknobbelaaltje Meloidogyne chitwoodi. Het primaire besluit, genomen op 29 november 2016, verplichtte appellant om de besmette partij pootaardappelen af te zetten voor industriële verwerking, consumptie of veevoer. Appellant betwistte de juistheid van het onderzoek dat door de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed (NAK) was uitgevoerd en stelde dat de selectie van zijn bedrijf voor de steekproef niet eerlijk was.

Tijdens de zitting op 8 maart 2018 heeft appellant zijn bezwaren toegelicht, maar het College oordeelde dat verweerder aan zijn vergewisplicht had voldaan. Het College concludeerde dat de feitelijke constatering van besmetting bepalend was en dat de procedure van NAK zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant had geen concrete feiten aangedragen die de juistheid van het advies van NAK in twijfel trokken. Het College benadrukte dat het niet verplicht was om een hercontrole uit te voeren en dat appellant zelf de mogelijkheid had om zijn partij pootaardappelen te laten controleren, wat hij niet had gedaan.

Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 april 2018.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/438
32103

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2018 in de zaak tussen

[appellant] , te [woonplaats] , appellant,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. J.H. Verheul-Verkaik en mr. drs. P.J. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan appellant in verband met de aantasting van een partij pootaardappelen door Meloidogyne chitwoodi maatregelen aangezegd om de verspreiding van dit wortelknobbelaaltje te voorkomen.
Bij besluit van 6 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door appellant gemaakte bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2018. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
De Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed voor landbouwgewassen te Emmeloord (NAK) heeft in opdracht van verweerder in 2016 steekproefsgewijs onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van bepaalde plantenziekten bij pootaardappelen en daarover op 30 november 2016, voor zover hier van belang, gerapporteerd:
“Selectie van 212 pootgoedpartijen heeft plaatsgevonden op basis van een ad-random selectie uit (…) totaal 27.297 percelen. De volgende pootgoedpartijen zijn buiten de selectie gebleven: de aangewezen gebieden (cirkelgebieden), percelen kleiner dan 1 ha, ATR-percelen, afgekeurde percelen en bedrijven die al bemonsterd waren in 2014 en 2015. De bedrijven die in de survey vielen zijn vooraf schriftelijk geïnformeerd. De selectie van de steekproef heeft plaatsgevonden op 11 juli. Na deze datum zijn nog 5 van de geselecteerde percelen afgevallen, omdat ze te velde werden afgekeurd. Hierdoor bleven 207 percelen over voor bemonstering. (…)
De aardappelknollen zijn onderzocht op de aanwezigheid van een (latente) infectie van M. chitwoodi en M. fallax met behulp van de Real-Time Polymerase Chain Reaction (RT-PCR) methode. (…).”
1.2
Uit dit onderzoek bleek dat op het bedrijf van appellant een partij pootaardappelen (ras Sarion, NAK perceel 51296-2) door het wortelknobbelaaltje is aangetast.
2.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder appellant, verkort weergegeven, aangezegd dat de besmette partij pootaardappelen binnen Nederland moet worden afgezet met de bestemming industriële verwerking, rechtstreekse consumptie of veevoer voor stalvoerdering. Het besluit is genomen op grond van de artikelen 3 en 4 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen (Bbso).
2.2
Appellant voert aan dat verweerder niet heeft gecontroleerd of NAK het onderzoek op juiste wijze heeft verricht. Daarnaast voert appellant aan dat hij als grote teler meer kans maakte om voor de steekproef te worden geselecteerd, zodat zijn “pakkans” (het risico dat op zijn bedrijf een besmetting zou worden geconstateerd) ten opzichte van kleine telers veel groter was.
3.1
Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbso verplicht de eigenaar of houder van een partij, aan wie door verweerder is medegedeeld, dat die partij geheel of gedeeltelijk door een schadelijk organisme is aangetast of verdacht wordt daardoor te zijn aangetast, overeenkomstig de hem gedane aanzegging, de planten of plantaardige producten van deze partij een door verweerder bepaalde bestemming te geven.
3.2
Voor de beoordeling of de partij pootaardappelen van appellant met het wortelknobbelaaltje is besmet, is de feitelijke constatering daarvan bepalend. Het College kan dan ook voorbij gaan aan hetgeen appellant over de wijze waarop het bedrijf van appellant voor de steekproef is geselecteerd, heeft aangevoerd. Daarmee kan het College tevens voorbij gaan aan de door appellant geuite wens dat hij het computerprogramma waarmee de steekproef is uitgevoerd, wil laten controleren door een derde.
4.1
Appellant voert aan dat verweerder niet heeft gecontroleerd of NAK het onderzoek, waaronder de monsterneming, op juiste wijze heeft verricht. Daardoor en omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om een hercontrole uit te voeren, kan volgens appellant niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat zijn partij pootaardappelen met het wortelknobbelaaltje was besmet.
4.2
In het onderhavige geval moest verweerder zich ervan vergewissen dat de door de NAK gevolgde procedure zorgvuldig was en met voldoende waarborgen was omkleed, en tevens dat het advies van NAK inhoudelijk toereikend is onderbouwd (de vergewisplicht). Dat verweerder zich dient te vergewissen van de zorgvuldigheid van ieder onderzoek waarvan hij de resultaten aan een besluit ten grondslag legt, vloeit voort uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.3
Het betoog van appellant strekt ertoe dat verweerder zijn vergewisplicht heeft geschonden.
4.4
Ter zitting heeft verweerder uiteengezet dat aan de hand van periodieke audits is gecontroleerd of NAK het onderzoek volgens de daartoe opgestelde protocollen heeft uitgevoerd. Dat NAK niet is geaccrediteerd is hierbij niet relevant, want dit is hier niet vereist. Daarnaast heeft verweerder bij NAK de stukken met betrekking tot het onderzoek op het bedrijf van appellant opgevraagd en beoordeeld. Verweerder heeft daarbij geen onregelmatigheden geconstateerd.
4.5
Appellant heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aan de juistheid of de volledigheid van het advies van NAK zou moeten worden getwijfeld. De Bbso verplicht verweerder niet tot het doen uitvoeren van een hercontrole. Het stond appellant echter vrij om de partij pootaardappelen, die hij zelf tot zijn beschikking had, te onderwerpen aan een eigen (her)controle, wat hij om hem moverende redenen achterwege heeft gelaten. Gelet op het voorgaande is het College van oordeel dat verweerder aan zijn vergewisplicht heeft voldaan en zijn besluit op het advies van NAK heeft kunnen baseren. Het betoog van appellant slaagt daarom niet.
5. Het College is in zijn toetsing beperkt tot de inhoud van het bestreden besluit: dat vormt de buitengrens van de rechterlijke toetsing. Appellant vraagt wie de 200 door NAK geselecteerde telers zijn en wat hun areaal is. Dat aspect maakt geen deel uit van het bestreden besluit en het College heeft zich reeds om die reden te onthouden van een oordeel hierover.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. Winter, mr. R.C. Stam en mr. H.O. Kerkmeester, in aanwezigheid van mr. L. van Gulick, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018.
w.g. R.R. Winter w.g. L. van Gulick