Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2018 op het hoger beroep van:
[naam 1] , te [woonplaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Appellant heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat hij niet kan worden aangemerkt als professionele gebruiker in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wgb, en dat verweerder de boete had dienen te matigen gelet op de financiële situatie van appellant. Vast staat dat op de naam van appellant blijkens zijn opgave gewaspercelen 2014 2,90 ha gepachte grond voor snijmais, 0,60 ha grond in eigendom en 0,40 ha kwekerij (plantjes en coniferen), derhalve in totaal 3,90 ha, geregistreerd stond, dat appellant over het in artikel 71 van de Wgb bedoelde bewijs van vakbekwaamheid beschikte en dat hij met het middel Round Up Ultimate met toelatingsnummer 13865 N, dat uitsluitend bestemd is voor professioneel gebruik, sloottaluds van een perceel landbouwgrond heeft bespoten. Het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang beschouwd, brengt mee dat het College de rechtbank volgt in haar oordeel dat de minister appellant terecht als professionele gebruiker in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wgb heeft aangemerkt. Dat in het boeterapport onder de overtredingsgegevens in de rubriek “Bedrijf/particulier” vermeld is: “Particulier”, doet aan het voorgaande niet af. Of de opbrengst van de grond opweegt tegen de daarmee samenhangende kosten, doet niet ter zake. Het College ziet evenmin reden voor matiging van de boete, nu appellant ook in hoger beroep zijn financiële omstandigheden niet heeft onderbouwd. De opgelegde boete is passend en geboden.