ECLI:NL:CBB:2018:158

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
16/42
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen boete voor overtreding van gewasbeschermingsmiddelenwetgeving

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn beroep tegen een boete van € 1.500,- voor het onrechtmatig gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Round Up Ultimate ongegrond werd verklaard. De boete was opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op basis van een boeterapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Appellant, die zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde, betwistte de kwalificatie als professionele gebruiker en voerde aan dat hij gepensioneerd was en geen beroepsactiviteiten meer verrichtte. De rechtbank oordeelde echter dat appellant terecht als professionele gebruiker was aangemerkt, gezien zijn registratie van gewaspercelen en het gebruik van het middel dat uitsluitend voor professioneel gebruik is bestemd.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het College oordeelde dat de minister appellant terecht als professionele gebruiker had aangemerkt en dat er geen aanleiding was om de boete te matigen, aangezien appellant zijn financiële situatie niet voldoende had onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 april 2018.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/42
32200

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2018 op het hoger beroep van:

[naam 1] , te [woonplaats] , appellant

(gemachtigde: mr. J.T.F. van Berkel),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 december 2015, kenmerk ROT 14/9136, in het geding tussen
appellant
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop in hoger beroep

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
2 december 2015 (aangevallen uitspraak).
De staatssecretaris heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Grondslag van het geschil

1. Op basis van een boeterapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 21 mei 2014 (het boeterapport) heeft verweerder vastgesteld dat appellant sloottaluds van een perceel landbouwgrond heeft bespoten met het gewasbeschermingsmiddel Round Up Ultimate, waardoor artikel 20, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb), in samenhang met artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen is overtreden. Hiervoor heeft verweerder aan appellant een boete van € 1.500,- opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte van de boete heeft verweerder appellant aangemerkt als een professionele gebruiker. De hoogte van de boete zou € 500,- zijn geweest als appellant niet als professionele gebruiker zou zijn aangemerkt.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant in de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen:
“4. Ten aanzien van de hoogte van de boete voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte als professioneel gebruiker heeft aangemerkt. Eiser is gepensioneerd en verricht geen beroepsactiviteiten meer. De grond is in eigendom van zijn zoons. De opbrengsten van de grond wegen amper op tegen de kosten en waren dit jaar zelfs negatief. Bovendien staat in het boeterapport ook dat sprake is van een particulier, aldus eiser.
4.1
In artikel 1, eerste lid, van de Wgb is een professionele gebruiker als volgt gedefinieerd: persoon die in de landbouwsector of in een andere sector, gewasbeschermingsmiddelen gebruikt in het kader van zijn beroepsactiviteiten, met inbegrip van bedieners van toepassingsapparatuur, technici, werkgevers en zelfstandigen.
4.2
In het primaire besluit is aangegeven dat uit de opgave gewaspercelen 2014 blijkt dat eiser geregistreerd staat voor circa 3,90 hectare grond bestaande uit: 2,90 hectare gepachte grond (voor snijmaïs), 0,60 hectare grond in eigendom (voor snijmaïs) en voor het overige kwekerij (plantjes en coniferen). Daarnaast is in het bestreden besluit overwogen dat eiser voor deze percelen, waaronder het perceel grenzend aan het betreffende sloottalud, uitbetaling van toeslagrechten heeft aangevraagd en ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser terecht als professioneel gebruiker aangemerkt.
5. Eiser voert ten slotte aan dat verweerder aanleiding had moeten zien de boete te matigen gelet op eisers financiële situatie. Het perceel had dit jaar een negatief resultaat.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen. Dat eisers financiële situatie een reden is tot matiging is slechts een stelling die niet nader door eiser is onderbouwd. Bovendien hoeft verweerder in een enkel negatief resultaat van het betreffende perceel geen reden te zien om de boete te matigen.”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.
Appellant heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat hij niet kan worden aangemerkt als professionele gebruiker in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wgb, en dat verweerder de boete had dienen te matigen gelet op de financiële situatie van appellant. Vast staat dat op de naam van appellant blijkens zijn opgave gewaspercelen 2014 2,90 ha gepachte grond voor snijmais, 0,60 ha grond in eigendom en 0,40 ha kwekerij (plantjes en coniferen), derhalve in totaal 3,90 ha, geregistreerd stond, dat appellant over het in artikel 71 van de Wgb bedoelde bewijs van vakbekwaamheid beschikte en dat hij met het middel Round Up Ultimate met toelatingsnummer 13865 N, dat uitsluitend bestemd is voor professioneel gebruik, sloottaluds van een perceel landbouwgrond heeft bespoten. Het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang beschouwd, brengt mee dat het College de rechtbank volgt in haar oordeel dat de minister appellant terecht als professionele gebruiker in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wgb heeft aangemerkt. Dat in het boeterapport onder de overtredingsgegevens in de rubriek “Bedrijf/particulier” vermeld is: “Particulier”, doet aan het voorgaande niet af. Of de opbrengst van de grond opweegt tegen de daarmee samenhangende kosten, doet niet ter zake. Het College ziet evenmin reden voor matiging van de boete, nu appellant ook in hoger beroep zijn financiële omstandigheden niet heeft onderbouwd. De opgelegde boete is passend en geboden.
4. Het hoger beroep is ongegrond.
5. Het College zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, mr. H.L. van der Beek en mr. G.A.J. van den Hurk, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. M.B. van Zantvoort