In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen Maatschap [naam] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil betreft de toewijzing van betalingsrechten voor het jaar 2015, waarbij de appellante 43,76 betalingsrechten toegewezen kreeg op basis van een eerder besluit. Na bezwaar heeft de minister het primaire besluit herroepen en 43,90 betalingsrechten toegewezen. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, omdat zij meent dat de oppervlakte van haar percelen onjuist is vastgesteld.
Tijdens de zitting op 12 februari 2018 is appellante niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door gemachtigden. Het College heeft overwogen dat de door de minister vastgestelde oppervlakte van de percelen in overeenstemming is met de regelgeving, waarbij het College de 2%-regel heeft toegepast. Dit houdt in dat als het verschil tussen de door appellante opgegeven oppervlakte en de door de minister vastgestelde oppervlakte minder dan 2% bedraagt, de minister mag uitgaan van de juistheid van de vastgestelde oppervlakte.
Het College heeft verder geoordeeld dat de methode van vaststelling van de oppervlakte door de minister niet onjuist is en dat de bezwaren van appellante niet slagen. De verzoeken om vergoeding van kosten in de bezwaarfase zijn afgewezen, omdat deze niet voldoende gespecificeerd waren. Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.