ECLI:NL:CBB:2017:97

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 maart 2017
Publicatiedatum
29 maart 2017
Zaaknummer
15/508
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van wijziging van subsidieaanvraag binnen investeringscategorie Jonge Landbouwers 2013

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellante en de staatssecretaris van Economische Zaken over een subsidieaanvraag in het kader van de Regeling Jonge Landbouwers 2013. Appellante had een subsidie aangevraagd voor de aanschaf van een spuitmachine, maar verzocht later om deze investering te wijzigen naar een trekker en een ploeg met GPS-besturing. Het primaire besluit van de staatssecretaris om dit wijzigingsverzoek af te wijzen, werd door appellante bestreden.

Het College heeft vastgesteld dat de subsidie Jonge Landbouwers 2013 slechts wijzigingen binnen de investeringscategorie toestaat, maar niet tussen verschillende investeringscategorieën. De staatssecretaris had in zijn verleningsbesluit duidelijk gemaakt dat wijzigingen niet altijd zijn toegestaan en dat de investering uitgevoerd moet worden zoals in de offerte is vermeld. Appellante voerde aan dat de opsomming van toegestane wijzigingen niet limitatief was en dat de wijziging van een spuitmachine naar een trekker binnen dezelfde categorie zou moeten vallen.

Het College oordeelde echter dat de karakteristieke kenmerken van een spuitmachine en een trekker te verschillend zijn om deze als hetzelfde type machine te beschouwen. De argumenten van appellante, waaronder het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, werden verworpen. Het College concludeerde dat de staatssecretaris terecht het wijzigingsverzoek had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 maart 2017.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/508
27811

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 maart 2017 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. ing. A.N.M. van Bavel),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigden: mr. M.M. de Vries en mr. P.M. Bakker Schut).

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het wijzigingsverzoek van appellante voor de aanvraag om subsidie in het kader van de Regeling LNV-subsidies, onderdeel Jonge Landbouwers 2013 (de Regeling), afgewezen.
Bij besluit van 28 mei 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2017.
Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. J.G.M. van Mierlo als waarnemer van gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Het klantportaal van verweerder vermeldt over Jonge Landbouwers 2013 het volgende. De subsidie Jonge Landbouwers 2013 kan worden aangevraagd voor vier investeringscategorieën: gebouwen, grond, machines en verplaatsbare installaties of overige landbouwinvesteringen. De volgende wijzigingen zijn toegestaan: (-) wisselen van leveranciers en/of aannemer; (-) wisselen van type en/of merk (bijvoorbeeld bij een investering in een trekker) en (-) wisselen van perceel grond. Er mag niet worden gewisseld van investering tussen de investeringscategorieën.
1.2
Bij besluit van 20 februari 2014 (verleningsbesluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor de subsidie Jonge Landbouwers 2013 voor de investering in een spuitmachine in de investeringscategorie machines en verplaatsbare installaties van € 80.000,- goedgekeurd en voor maximaal € 20.000,- subsidie verleend. In het verleningsbesluit staat dat wijzigingen niet altijd zijn toegestaan en dat het de bedoeling is dat de investering wordt uitgevoerd zoals het in de offerte(s) staat. Wijzigingen tussen de verschillende investeringscategorieën zijn niet toegestaan. Wijzigingen binnen een categorie zijn alleen toegestaan als het gaat om een wijziging van type en/of leverancier.
1.3.
Appellante heeft bij brief van 25 november 2014 verweerder verzocht de investering in de spuitmachine te wijzigen naar een investering in een trekker en een ploeg met GPS besturing van € 153.207,- (wijzigingsverzoek).
1.4
Bij het primaire besluit heeft verweerder het wijzigingsverzoek afgewezen, omdat de wijziging geen type of leverancier van de dezelfde machine betreft maar een investering in een andere machine. Het wijzigen van ‘type’ in de categorie machines is een ander soort van dezelfde machine waarmee hetzelfde doel wordt bereikt en daarmee binnen het kader van de verleende offerte past.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
3. Appellante voert de volgende beroepsgronden aan ten betoge dat verweerder haar wijzigingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen.
In de eerste plaats blijkt volgens appellante uit de op het klantportaal vermelde informatie niet dat de opsomming van toegestane wijzigingen limitatief is. Wat betreft de niet toegestane wijzigingen, staat slechts expliciet vermeld dat niet mag worden gewisseld tussen de investeringscategorieën.
In de tweede plaats is niet duidelijk wat wordt verstaan onder het wisselen van type. Appellante ziet ook op grond hiervan niet in dat zij niet in plaats van in een spuitmachine mocht investeren in een trekker en een ploeg met GPS-besturing.
In de derde plaats handelt verweerder door de wijziging niet toe te staan in strijd met een vaste lijn, c.q. beleidsregel. In het verleden werden wijzigingen binnen een investeringscategorie vergelijkbaar met die van appellante door verweerder wel steeds toegestaan.
In de vierde plaats handelt verweerder door anders te oordelen dan in vergelijkbare gevallen in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
4. Het College zal waar het nodig het standpunt van verweerder bespreken bij de behandeling van de beroepsgronden.
5. Het College overweegt als volgt.
5.1
Niet in geschil is dat zowel de investering in een spuitmachine als die in een trekker en een ploeg met GPS besturing valt onder de door appellante bij haar aanvraag opgegeven investeringscategorie ‘machines en verplaatsbare installaties’ en derhalve niet valt onder de niet toegestane wijziging tussen investeringscategorieën. Het College volgt echter niet het standpunt van appellante dat geen beperkingen zijn aangebracht wat betreft de wijzigingen binnen dezelfde investeringscategorie.
Op grond van artikel 1:12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling voert de subsidieontvanger de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uit met inachtneming van de bij of krachtens deze regeling gestelde vereisten of voorwaarden bij subsidieverlening. In het verleningsbesluit is bepaald dat de investering wordt uitgevoerd zoals in de offerte staat en dat wijzigingen niet altijd zijn toegestaan. Naar het oordeel van het College mag in dit licht uit de vermelding in het klantportaal dat er niet mag worden gewisseld van investering tussen de investeringscategorieën, niet – a contrario – worden afgeleid dat iedere wijziging binnen een investeringscategorie wel is toegestaan. Uit de opsomming van wel toegestane wijzigingen volgt dat binnen een investeringscategorie slechts een wisseling van type en/of merk is toegestaan.
5.2
Appellante beoogt met het wijzigingsverzoek een investering in een andersoortige machine dan een spuitmachine, namelijk een trekker en een ploeg met GPS besturing. Verweerder is van mening dat met een investering in een tractor uitvoering wordt gegeven aan de beschikking tot het verlenen van subsidie van een spuitmachine.
Het College deelt dit standpunt van verweerder. Het College acht de karakteristieke kenmerken en eigenschappen van een spuitmachine onderscheidenlijk trekker te verschillend om deze tot hetzelfde type machine te rekenen.
5.3
De door het College als een beroep op het vertrouwensbeginsel opgevatte grond van appellante dat verweerder heeft verweerder heeft gehandeld in strijd met zijn beleid om wijzigingen in de aanvraag te accepteren die betrekking hebben op de soort machine waarvoor subsidie is aangevraagd, slaagt evenmin. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het aantal investeringscategorieën in 2011 is teruggebracht naar vier, dat tot 2013 niet duidelijk in de verleningsbesluiten richting aanvragers is gecommuniceerd dat in de investeringscategorie “machines en verplaatsbare installaties” enkel wijziging van het type en merk was toegestaan en dat hij om die reden wijzigingsverzoeken in de periode 2011-2012 met meer coulance heeft beoordeeld. Aangezien in het verleningsbesluit van appellante duidelijk is bepaald dat wijzigingen niet altijd zijn toegestaan en dat binnen de betreffende investeringscategorie slechts een wisseling van type/merk is toegestaan, mocht appellante niet erop vertrouwen dat haar wijzigingsverzoek zou worden toegewezen.
5.4
Het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel faalt reeds omdat zij niet heeft gewezen op gevallen waarin verweerder dergelijke wijzigingsverzoeken voor de regeling 2013 wel heeft geaccepteerd.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, mr. H.O. Kerkmeester en mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. M.J. Boon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2017.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. M.J. Boon