In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in een beroep van een appellant, die h.o.d.n. Bloemsierkunst, tegen de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant had een last onder dwangsom opgelegd gekregen wegens overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De zaak begon met een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 18 november 2014, waarbij geconstateerd werd dat de drinknippels in de stallen defect waren. De appellant kreeg een last onder dwangsom opgelegd om de nodige maatregelen te nemen, maar voldeed hier niet aan, wat leidde tot een invorderingsbesluit van € 20.000,-. Het bestreden besluit verklaarde het bezwaar van de appellant tegen het primaire besluit ongegrond, maar matigde de dwangsom tot € 10.000,-. De appellant ging in beroep, betwistte de overtredingen en stelde dat de zieke varkens tijdelijk zonder water waren omdat zij geëuthanaseerd moesten worden. Het College oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan de opgelegde maatregelen en dat de invordering van de dwangsom terecht was. Het beroep werd ongegrond verklaard.