Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 februari 2017 op het hoger beroep van:
[naam] , te [plaats] , appellant
appellant
en
de minister van Economische Zaken (de minister),
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
nietakkoord gaan met de opgelegde boete van € 2.500,00 kenmerk AT-EZ/6964837. Dat deze boete op mijn naam wordt uitgeschreven omdat onze zoon draaide en niet ik!!”.
Beslissing
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover de rechtbank daarbij heeft beslist over de ongegrondverklaring in het bestreden besluit van 17 juli 2015 van het bezwaar van appellante tegen het invorderingsbesluit van 23 oktober 2014;
- verklaart het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van 17 juli 2015, voor zover zijn bezwaar tegen het invorderingsbesluit van 23 oktober 2014 daarin ongegrond is verklaard, gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 17 juli 2015 in zoverre;
- verklaart het bezwaar tegen het besluit 23 oktober 2014 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit van 17 juli 2015;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- draagt de minister op het in hoger beroep en beroep betaalde griffierecht van respectievelijk € 334,- en € 167,- aan appellant te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.485,- en bepaalt dat deze kosten rechtstreeks aan de rechtsbijstandverlener worden voldaan.