In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 juli 2017, zijn de beroepen van appellant tegen de besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken gegrond verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de besluiten die betrekking hadden op de toewijzing van betalingsrechten voor 2015 op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De staatssecretaris had in eerdere besluiten de subsidiabele oppervlakte van de percelen van appellant vastgesteld, maar appellant betwistte deze vaststellingen. Het College oordeelde dat de staatssecretaris de subsidiabele oppervlakte van verschillende percelen onjuist had vastgesteld, met name omdat de motivering van de besluiten niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid. Het College vernietigde de bestreden besluiten en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van appellant. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellant, vastgesteld op € 1.485,-.