ECLI:NL:CBB:2017:257
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van betalingsrechten en subsidiabele oppervlakte in het kader van de GLB-regeling
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in de zaken 16/801 en 16/802, waarbij de appellante, een firma, in beroep ging tegen besluiten van de Staatssecretaris van Economische Zaken. De primaire besluiten, genomen op 22 en 26 februari 2016, betroffen de toewijzing van betalingsrechten en de uitbetaling daarvan voor het jaar 2015. De Staatssecretaris had in zijn besluiten de subsidiabele oppervlakte van de percelen vastgesteld, maar de appellante was het hier niet mee eens en stelde dat de subsidiabele oppervlakte van 61,49 hectare goedgekeurd had moeten worden.
Tijdens de zitting op 7 maart 2017 heeft de appellante haar bezwaren toegelicht, waarbij zij stelde dat de door de Staatssecretaris vastgestelde subsidiabele oppervlakte onjuist was. Het College heeft vastgesteld dat voor vijf percelen het verschil in oppervlakte minder dan 2% bedroeg, wat volgens eerdere jurisprudentie betekent dat de Staatssecretaris de oppervlakte van de referentiepercelen mocht aanhouden zonder verdere beoordeling. Het College heeft ook geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht een strook land als niet-subsidiabel heeft aangemerkt, omdat deze strook niet voldeed aan de vereisten van landbouwareaal.
De appellante heeft verder betoogd dat de afkeuring van een deel van perceel 11 onterecht was, maar het College heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris zijn standpunt op basis van luchtfoto's en aanvullend onderzoek had gehandhaafd. Uiteindelijk heeft het College de beroepen ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 juni 2017.