In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 juni 2017, wordt het beroep van appellante, een V.O.F., tegen de Staatssecretaris van Economische Zaken behandeld. De zaak betreft de herziening van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2011, die door de Staatssecretaris opnieuw is vastgesteld. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Staatssecretaris, waarin de bedrijfstoeslag werd verrekend met een teveel betaalde toeslag van 2011. De appellante heeft in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaren en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin haar bezwaren ongegrond zijn verklaard.
Tijdens de zittingen op 23 januari en 22 mei 2017 zijn de partijen vertegenwoordigd door gemachtigden en zijn er nadere stukken ingediend. Het College heeft vastgesteld dat de primaire besluiten zijn genomen na 1 januari 2015, maar dat de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van toepassing blijft op aanvragen die voor deze datum zijn ingediend. Het College heeft de argumenten van appellante over de subsidiabiliteit van de landbouwgrond en de afkeuring van percelen beoordeeld. Het College concludeert dat de besluiten van de Staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig zijn voorbereid en gemotiveerd.
Het College verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van appellante. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1485,-.