ECLI:NL:CBB:2017:154

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
16/1029
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering chauffeurskaart op basis van onjuiste Verklaring Omtrent het Gedrag

In deze zaak heeft appellant, een taxichauffeur, een aanvraag ingediend voor een chauffeurskaart, maar zijn aanvraag werd afgewezen door de Minister van Infrastructuur en Milieu. De reden voor de afwijzing was dat appellant geen correcte Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) had overgelegd, die specifiek was voor de taxibranche. Appellant had een VOG voor een ondernemersvergunning ingediend, wat niet voldeed aan de eisen voor de chauffeurskaart.

De Minister had appellant eerder verzocht om een VOG met het juiste screeningsprofiel, maar appellant heeft dit niet gedaan. Tijdens de zitting heeft appellant betoogd dat hij door toedoen van de Minister de verkeerde VOG had ontvangen, omdat hij het verkeerde aanvraagformulier had gekregen. De Minister heeft echter betwist dat hij een verkeerd formulier had verstrekt en stelde dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het indienen van de juiste VOG.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat de fout bij de Minister lag. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om ervoor te zorgen dat hij de juiste VOG indiende. Aangezien appellant niet voldeed aan de vereisten, werd zijn beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan op 20 april 2017.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/1029
14999

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2017 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , appellant,

en

de Minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder

(gemachtigde: mr. I.M. Kops).

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellant voor een chauffeurskaart afgewezen.
Bij besluit van 27 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van het College verwezen naar een enkelvoudige.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2017. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Het College gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten.
1.2
Appellant heeft een chauffeurskaart aangevraagd en daarbij meegezonden een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor een ondernemersvergunning in de taxibranche. Bij brief van 21 juli 2016 heeft verweerder appellant bericht dat de door hem overgelegde VOG een verkeerd screeningsprofiel heeft en hem verzocht een VOG met het screeningsprofiel “taxibranche chauffeurskaart” (VOG chauffeurskaart) te overleggen.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat hij de VOG chauffeurskaart niet heeft ontvangen.
2.1
Appellant meent dat hij door toedoen van verweerder de verkeerde VOG heeft gekregen, doordat verweerder hem het verkeerde formulier voor de VOG heeft toegezonden.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellant, ondanks herhaald verzoek, geen met het oog op het uitoefenen van het beroep van taxichauffeur verleende VOG heeft overgelegd. Een aanvraag voor een VOG chauffeurskaart wordt aan andere criteria getoetst dan een aanvraag voor een VOG ondernemersvergunning. Verweerder heeft ter zitting weersproken dat hij aan appellant een verkeerd aanvraagformulier heeft verstrekt.
3.1
Het College stelt voorop dat ingevolge artikel 82, eerste lid onder c, van het Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000) een met het oog op het uitoefenen van het beroep van taxichauffeur verleende VOG, dat is een VOG chauffeurskaart, moet worden overgelegd. Appellant heeft een verkeerde VOG overgelegd.
3.2
Appellant is voor het aanvragen van een VOG afhankelijk van het door verweerder verstrekte formulier waarop verweerder heeft aangekruist om welke reden de VOG wordt aangevraagd. Dit formulier is aan appellant toegezonden, door hem verder ingevuld en door tussenkomst van de gemeente doorgestuurd aan de met de afgifte van de VOG belaste Dienst Justis (onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie).
3.3.
Er zijn meerdere verklaringen denkbaar voor het afgeven van een verkeerde VOG: de Dienst Justis maakt een fout, verweerder kruist de verkeerde reden aan op het aanvraagformulier, of appellant brengt een wijziging aan in het formulier. Appellant draagt de bewijslast dat de fout bij verweerder lag en in dat bewijs is hij niet geslaagd. Uit het enkele feit dat aan appellant een verkeerde VOG is afgegeven, volgt niet dat dit door een fout van verweerder is gebeurd. Daarnaast draagt appellant zelf de verantwoordelijkheid dat hij het juiste formulier aan de Dienst Justis toestuurt. Hij kan er immers op toezien hij een formulier toezendt waarop de juiste reden voor het aanvragen is aangekruist. Als hij ontdekt dat die reden door verweerder verkeerd is aangekruist, dan kan en moet hij verweerder vragen dat te herstellen.
3.4
Zoals het College eerder heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 6 november 2007 (ECLI:NL:CBB:2007:BB8605) is verweerder gehouden de chauffeurspas te weigeren als bij de aanvraag geen juiste VOG is overgelegd.
4. De conclusie is dat het beroep niet slaagt en ongegrond zal worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam in aanwezigheid van mr. S.M.M. Bolt-Hulsen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2017.
w.g. R.C. Stam w.g. S.M.M. Bolt-Hulsen