1.9Bij het kostenbesluit heeft verweerder de kosten van de bestuursrechtelijke handhaving voor een bedrag van € 19.158,68 bij appellant in rekening gebracht. Verweerder heeft voor een bedrag van € 23.158,68 facturen ontvangen voor het meevoeren en opslaan van de vissen voor de periode van 13 oktober 2015 tot en met 26 december 2015. Na aftrek van de opbrengst uit de verkoop van de vissen ter hoogte van € 4.000, resteert genoemd bedrag van € 19.158,68.
2. Appellant voert aan dat nooit sprake is geweest van een risico van aantasting van het welzijn van de vissen. Ook zonder de aanwezigheid van de zuurstof- en zuiveringspompen zouden de vissen enkele dagen veilig ter plaatse gehouden kunnen worden. De opslagplekken waren daartoe adequaat uitgerust en binnen de organisatie van appellant zijn medewerkers in dienst die voor de veiligheid van de vissen in konden staan. Voorts betoogt appellant dat de door verweerder geraadpleegde dierenarts niet deskundig was ten aanzien van koi karpers en/of het afsluiten van stroom in het concrete geval. Hij heeft de situatie beoordeeld en daarbij geen rekening gehouden met het feit dat de vissen in een groot bassin werden gehouden en dat de vissen in voorbereiding waren van de winterrust. Een vakbekwaam dierenarts was nooit tot het besluit gekomen om de vissen af te voeren. De door de politie en verweerder gestelde termijn van een uur om een oplossing te regelen was bovendien onredelijk kort. Vast staat dat de vissen binnen een periode van een uur geen enkel risico liepen. Op het moment dat verweerder over ging tot het toepassen van bestuursdwang had appellant ook al te kennen gegeven dat de vissen tijdelijk zonder stroom konden en dat een van de medewerkers van zijn bedrijf tijdig adequate voorzieningen kon treffen. Appellant had een reële termijn geboden moeten worden om vervangende stroom te regelen.
Appellant voert verder aan dat de faciliteiten van de opslaghouder waar de vissen na de toepassing van de spoedbestuursdwang zijn ondergebracht ontoereikend waren en dat de opslaghouder tekort is geschoten in zijn verplichting het welzijn van de vissen te waarborgen, wat voor rekening en risico van verweerder dient te komen. Appellant stelt dat de vissen onrechtmatig zijn verkocht voor € 4.000. Hoe deze prijs tot stand is gekomen, is onduidelijk. Ten tijde van het meevoeren van de vissen, hadden de vissen een waarde van € 206.625. Appellant heeft steeds aangegeven dat hij de vissen terug wilde hebben. In het kader hiervan heeft verweerder hem ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om zekerheid te verkrijgen dat de vissen bij de opvanghouder niet waren blootgesteld aan het Koi Herpes Virus. Bij besmetting met dit virus dalen de vissen aanzienlijk in waarde. Verweerder heeft de verkoop van de vissen geheim gehouden en verkocht voor een fractie van de werkelijke waarde. Verweerder is volgens appellant gehouden de door hem geleden schade te vergoeden.
3. In reactie op de beroepsgronden van appellant, stelt verweerder zich op het standpunt dat de zekerheid bestond dat de vissen een stroomvoorziening nodig hadden. Elke deskundige zal dat beamen. Voor de rest was alles onzeker. Het was onduidelijk hoe lang de vissen het zouden redden en wanneer appellant terug zou komen. In de bassins zaten geen planten die de vissen van extra zuurstof zouden kunnen voorzien. Appellant is in de gelegenheid gesteld om zelf met een oplossing te komen. Omdat appellant wisselde van standpunt, durfde verweerder niet zomaar van zijn opmerking uit te gaan dat de vissen wel een dag zonder stroom konden. Dat risico wilde verweerder niet nemen. Verder was onduidelijk wanneer appellant terug zou komen en de stroom weer aangesloten kon worden. Dat de karpers in winterrust verkeerden is niet gebleken, zij bevonden zich druk zwemmend aan het oppervlak van de bassins. Ook heeft verweerder geen medewerkers van appellant op het terrein gezien. Zij hebben alleen in een flits een jonge man gezien, die in zijn auto stapte en wegreed. De toezichthoudend dierenarts is wel degelijk deskundig, de algemene kennis van een dierenarts is voldoende om het besluit tot het toepassen van spoedbestuursdwang te onderbouwen. Het ging ook niet om een bijzondere aandoening maar om een basisbehoefte van een vis, te weten zuurstof. Het huren van een aggregaat is wel door verweerder overwogen. De pompen waren echter groot en de constructie en leidingen waren ingewikkeld. Een aggregaat zou niet zomaar kunnen worden aangelegd, zodat een deskundige noodzakelijk was geweest en bovendien was dan politiebegeleiding noodzakelijk geweest om toezicht te houden om diefstal te voorkomen.
5. De Wet dieren luidt voor zover van belang als volgt:
“Artikel 2.1. Dierenmishandeling
1 Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.
(…)
6 Een ieder verleent een hulpbehoevend dier de nodige zorg.
(…)
Artikel 2.2. Houden van dieren
(…)
8 Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.”.
6. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt voor zover van belang als volgt:
“Artikel 5:1
1 In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde
bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
(…)
Artikel 5:2
1 In deze wet wordt verstaan onder:
(…)
b. herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;
(…)
Artikel 5:7
Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:31
1 Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
2 Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.”.