ECLI:NL:CBB:2017:120

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
14/291
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na bestuurlijke lus over tariefbesluit transporttaken en systeemdiensten 2013 met betrekking tot kosten NorNed-kabel

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) van 3 april 2017, zaaknummer 14/291, wordt een einduitspraak gedaan na een bestuurlijke lus in de procedure tussen TenneT TSO B.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De zaak betreft de vaststelling van transporttarieven en rekenvolumina voor het jaar 2013, alsook het systeemdienstentarief. TenneT had bezwaar gemaakt tegen het besluit van ACM van 4 april 2014, waarin de bezwaren van TenneT ongegrond werden verklaard. Het College had eerder, op 30 augustus 2016, een tussenuitspraak gedaan waarin ACM werd opgedragen om de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.

In het nieuwe besluit van 12 oktober 2016 heeft ACM het bezwaar van TenneT tegen het tariefbesluit transporttaken 2013 alsnog gegrond verklaard en besloten om de nacalculatiebevoegdheid te gebruiken om de toegestane inkomsten van TenneT te corrigeren voor inkoopkosten die TenneT heeft gemaakt in de jaren 2009 tot en met 2011. Het College heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de motivering van ACM om de inkoopkosten van naastgelegen netbeheerders niet te vergoeden niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het College heeft het beroep van TenneT tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaard en het besluit vernietigd voor zover het betreft het bezwaar tegen het tariefbesluit transporttaken 2013.

De rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit blijven in stand, omdat TenneT zich kan vinden in het herziene oordeel van ACM. Het College heeft ACM ook veroordeeld in de proceskosten van TenneT, vastgesteld op € 1.237,50. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en is van belang voor de regulering van de tarieven in de elektriciteitssector.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/291
18050

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 april 2017 in de zaak tussen

TenneT TSO B.V. (TenneT), te Arnhem, appellante

(gemachtigden: mr. A.A. Kleinhout en mr. C.H.R.M. van der Hoeven),
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster

(gemachtigden: mr. M. Vleggeert en mr. J. de Vries).

Procesverloop

Bij besluiten van 14 december 2012 heeft ACM voor TenneT voor het jaar 2013 de transporttarieven en rekenvolumina (het tariefbesluit transporttaken 2013) en het systeemdienstentarief (het tariefbesluit systeemdiensten 2013) vastgesteld.
Bij besluit van 4 april 2014 (het bestreden besluit 1) heeft ACM de bezwaren van TenneT ongegrond verklaard.
TenneT heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2016. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor ACM zijn verder verschenen [naam 1] en [naam 2] .
Bij tussenuitspraak van 30 augustus 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:264; de tussenuitspraak) heeft het College ACM opgedragen om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
ACM heeft in reactie op de tussenuitspraak een nieuw besluit genomen van 12 oktober 2016 (bestreden besluit 2). Daarbij heeft zij het bezwaar van TenneT voor zover gericht tegen het tariefbesluit transporttaken 2013 alsnog gegrond verklaard en dat besluit herroepen voor zover daarbij is geweigerd om gebruik te maken van de nacalculatiebevoegdheid op grond van artikel 41c, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 (Wet) om de toegestane inkomsten van TenneT te corrigeren voor de inkoopkosten transport die TenneT heeft gemaakt in de jaren 2009 tot en met 2011 voor het transport van elektriciteit over het net van naastgelegen netbeheerders op hoogspanningsniveau (inkoopkosten naastgelegen netbeheerders).
Ook heeft ACM daarbij bepaald dat de tarieven voor 2013 die in dat besluit zijn vastgesteld ongewijzigd blijven en dat in de reguleringsperiode vanaf 2017 in maximaal twee jaar alsnog wordt nagecalculeerd op grond van artikel 41c, tweede lid, onder a, van de Wet teneinde over te gaan tot volledige compensatie van de inkoopkosten transport die TenneT heeft gemaakt, inclusief heffings- of belastingrente van de navolgende bedragen: € 4.976.000,- in prijspeil 2009, € 9.131.000,- in prijspeil 2010 en € 11.843.000,- in prijspeil 2011.
TenneT heeft hierop een schriftelijke zienswijze (de zienswijze) gegeven.
Het College heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. Het College blijft bij al wat het in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat het College niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. Het College verwijst hiervoor naar de uitspraak van 2 juli 2013 (CBB:NL:CBB:2013:52).
2. In het bestreden besluit 1 heeft ACM beslist op de bezwaren van TenneT gericht tegen het tariefbesluit transporttaken 2013 en het tariefbesluit systeemdiensten 2013. Zoals volgt uit de overwegingen van het College onder 1 en 6.1 van de tussenuitspraak, falen de gronden die TenneT heeft aangevoerd tegen de beslissing op de bezwaren tegen het tariefbesluit systeemdiensten 2013. Het College zal daarom het beroep van TenneT, voor zover dit is gericht tegen de beslissing die in het bestreden besluit 1 is gegeven op haar bezwaren tegen het tariefbesluit systeemdiensten 2013, ongegrond verklaren.
3. Het oordeel dat het College hierna onder 4 tot en met 10 zal geven, heeft betrekking op het beroep van TenneT tegen het bestreden besluit 1, voor zover dit is gericht tegen de beslissing die daarin is gegeven op haar bezwaren tegen het tariefbesluit transporttaken 2013, en op het bestreden besluit 2.
4. TenneT heeft allereerst gronden aangevoerd tegen het betrekken van de operationele kosten van de NorNed-kabel in de regulering. Zoals volgt uit overweging 1 van de tussenuitspraak, falen deze gronden.
5. Het College heeft verder onder 6.3 van de tussenuitspraak overwogen dat de motivering die ACM heeft gegeven om de door TenneT gemaakte inkoopkosten naastgelegen netbeheerders niet te vergoeden, niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. Het College heeft daarom geoordeeld dat het bestreden besluit 1 in zoverre is genomen in strijd met de artikelen 7:12, eerste lid, en 3:4, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6. Bij het bestreden besluit 2 heeft ACM naar aanleiding van de tussenuitspraak zijn oordeel over de vergoeding van de inkoopkosten naastgelegen netbeheerders herzien en besloten om deze kosten alsnog na te calculeren. ACM heeft het bezwaar van TenneT daarom alsnog gegrond verklaard. Aangezien de nacalculatie in 2013 feitelijk niet meer kan worden geëffectueerd, heeft ACM verder beslist dat de tarieven die in het tariefbesluit transporttaken 2013 zijn vastgesteld ongewijzigd blijven en aangekondigd dat de nacalculatie in nadere besluitvorming zal plaatsvinden.
7. In artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is bepaald dat het beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot wijziging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Aangezien TenneT zich blijkens haar zienswijze in het bestreden besluit 2 kan vinden en zij daartegen ook geen gronden heeft aangevoerd, heeft zij geen belang bij een beroep tegen dat besluit, zodat het door haar ingestelde beroep zich niet tot het bestreden besluit 2 uitstrekt.
8. Het beroep van TenneT gericht tegen het bestreden besluit 1 zal het College, gelet op overweging 5 gegrond verklaren. Dit besluit zal worden vernietigd voor zover ACM daarin het bezwaar van TenneT tegen het tariefbesluit transporttaken 2013 ongegrond heeft verklaard.
9. Het College ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 1 voor zover dat wordt vernietigd in stand te laten. Het College acht hierbij van belang dat TenneT zich kan vinden in het herziene oordeel van ACM en de gevolgen die zij daaraan in het bestreden besluit 2 verbindt. Het College leidt hieruit af dat TenneT, gelet op de toezegging die ACM in dat besluit heeft gedaan dat de nacalculatie voor de inkoopkosten naastgelegen netbeheerders vanaf 2017 alsnog zal worden uitgevoerd, thans geen bezwaar meer heeft tegen handhaving van de in het tariefbesluit transporttaken 2013 vastgestelde tarieven.
10. Het College veroordeelt ACM in de door TenneT gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 4 april 2014, voor zover daarin is beslist op het bezwaar tegen het tariefbesluit systeemdiensten 2013 ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 4 april 2014, voor zover daarin is beslist op het bezwaar tegen het tariefbesluit transporttaken 2013 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 4 april 2014, voor zover daarin is beslist op het bezwaar van TenneT tegen het tariefbesluit transporttaken 2013;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit van 4 april 2014 in stand blijven;
  • draagt ACM op het betaalde griffierecht van € 328,- aan TenneT te vergoeden;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van TenneT tot een bedrag van € 1.237,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. H.O. Kerkmeester en mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. O.C. Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 april 2017.
w.g. R.C. Stam w.g. O.C. Bos