Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2016 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] en [naam 2] , te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het besluit van 29 december 2011 mede betrekking op het recente besluit van 11 april 2016. Bij dat besluit is gedeeltelijk aan appellantes bezwaren tegemoetgekomen.
Uit een brief van appellante aan het College van 17 mei 2016 blijkt dat het beroep uitsluitend nog betrekking heeft op het in het besluit van 11 april 2016 vermelde kortingsbedrag. Dat betekent dat appellante geen belang meer heeft bij een beoordeling van het oorspronkelijke besluit. Het College ziet hierin aanleiding om het beroep, voor zover het is gericht tegen het besluit van 29 december 2011, niet-ontvankelijk te verklaren.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het besluit van 29 december 2011 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 11 april 2016 ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 992,-
- bepaalt dat verweerder het door appellant betaalde griffierecht van € 302,- vergoedt.