In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, een taxichauffeur, en de minister van Infrastructuur en Milieu. De appellant had zijn chauffeurskaart ingetrokken gekregen op basis van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten, omdat hij tijdens een taxirit op 28 juni 2014 zijn chauffeurskaart niet uit de boordcomputer had gehaald na een migraineaanval. De voorzieningenrechter had eerder het primaire besluit geschorst, maar het bezwaar van de appellant werd ongegrond verklaard door de minister. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2015 heeft de appellant betoogd dat hij zich beroept op het overgangsrecht en het handhavingsbeleid van de minister, dat zou inhouden dat er coulanter zou worden omgegaan met overtredingen in de periode van invoering van de boordcomputer. Het College heeft geoordeeld dat de intrekking van de chauffeurskaart niet terecht was, omdat de overtreding als licht moest worden aangemerkt en de minister niet bevoegd was om de chauffeurskaart in te trekken. Het College heeft het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 992,--. Tevens is de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 165,-- aan de appellant te vergoeden.