ECLI:NL:CBB:2014:479

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
29 december 2014
Zaaknummer
AWB 14/740
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking chauffeurskaart

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 december 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een taxichauffeur, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn chauffeurskaart door de Minister van Infrastructuur en Milieu. De intrekking was gebaseerd op een besluit van 5 augustus 2014, waarbij de chauffeurskaart met ingang van 8 augustus 2014 was ingetrokken. Verzoeker had eerder al een schorsing van dit besluit aangevraagd, die op 8 september 2014 was toegewezen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar.

Na een besluit van 27 oktober 2014, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 10 december 2014 werd duidelijk dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor een nieuwe chauffeurskaart, maar dat de verwerking en verzending van deze kaart enige tijd in beslag neemt. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was, aangezien verzoeker zijn werk als taxichauffeur niet kon uitoefenen en daardoor geen inkomen kon verwerven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat verzoeker een nieuwe chauffeurskaart heeft ontvangen, met een maximum van drie weken. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 974,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 december 2014.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/740
14999
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 december 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1], te [plaats], verzoeker

gemachtigde: mr. M.S. Kikkert
en

de Minister van Infrastructuur en Milieu

gemachtigde: mr. G.H.H. Bisschoff

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2014 heeft verweerder de chauffeurskaart van verzoeker op grond van artikel 10, eerste lid, van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten (de Regeling) met ingang van 8 augustus 2014 ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met een uitspraak van 8 september 2014 heeft de voorzieningenrechter het besluit van 5 augustus 2014 geschorst tot zes weken nadat op het door verzoeker gemaakte bezwaar is beslist.
Met een besluit van 27 oktober 2014 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 5 augustus 2014 gehandhaafd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2014. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door [naam 2] ([naam 2]). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er een spoedeisend belang is bij een beoordeling van het verzoek. De bestreden besluitvorming heeft tot direct gevolg dat verzoeker zijn werk als taxichauffeur niet meer kan uitoefenen en daarmee geen inkomen meer mee kan verwerven.
3.1
Verzoeker [naam 3] zijn beiden taxichauffeur en zakenpartners. Zij maakten op 28 juni 2014 sinds kort gebruik van een boordcomputer in de taxi. Daarnaast hielden zij nog een werkmap en rittenstaten bij. Verzoeker is op 28 juni 2014 tijdens een taxirit met passagiers onwel geworden en heeft de taxi toen overgedragen aan [naam 3], die is de rit heeft voortgezet, de chauffeurskaart van verzoeker niet uit de boordcomputer heeft verwijderd, maar de chauffeurswissel wel heeft geregistreerd op de rittenkaart. Naar aanleiding van een controle is hiervan proces-verbaal opgemaakt, hetgeen heeft geleid tot intrekking van verzoekers chauffeurskaart.
3.2
De chauffeurskaart van verzoeker is door [naam 3] gebruikt. Het betrof in dit geval een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Er was geen sprake van fraude. De handgeschreven rittenstaat was wel goed ingevuld. Daaruit en ook overigens is niet gebleken van andere onregelmatigheden die er aan in de weg staan dat verzoeker mag beschikken over een chauffeurskaart.
3.3
De eerdere schorsing van het besluit van 5 augustus 2014 verstreek op 9 december 2012. Verzoeker heeft deze kaart op 9 december 2012 naar Kiwa verstuurd en een nieuwe chauffeurskaart aangevraagd. Kiwa heeft deze aanvraag op 10 december 2012 ontvangen. De gemachtigde van verweerder heeft, nadat de voorzieningenrechter de zitting daartoe heeft geschorst, contact opgenomen met Kiwa. Kiwa heeft de aanvraag op zijn verzoek meteen beoordeeld en te kennen gegeven dat de aanvraag was vergezeld van de benodigde bijlagen, waaronder een recent verkregen verklaring omtrent gedrag (VOG), en dat aan verzoeker een chauffeurskaart wordt verstrekt. Het drukken en het uitreiken van de nieuwe chauffeurskaart zal maximaal drie weken duren.
4. De gemachtigde van verzoeker heeft zijn verzoek vervolgens in die zin gewijzigd, dat hij verzoekt het bestreden besluit te schorsen voor de duur van drie weken, zodat verzoeker, in afwachting van zijn nieuwe chauffeurskaart zijn werk als taxichauffeur kan blijven doen.
5. Inmiddels is aan verzoeker op zijn verzoek een nieuwe VOG verleend. Ook overigens is niet in geding dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor een (nieuwe) chauffeurskaart. De enige reden waarom hij daar nu niet over beschikt is dat met het productieproces en de verzending van de chauffeurskaart enige tijd is gemoeid. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker zijn werkzaamheden als taxichauffeur terstond weer moet kunnen verrichten. Onder de thans in geding zijnde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat verweerder ter uitvoering van deze uitspraak onmiddellijk weer de (ingeleverde) chauffeurskaart in afwachting van de uitreiking van de nieuwe pas aan verzoeker ter beschikking stelt.
6. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op
€ 974,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en wegingsfactor 1.)

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit totdat verzoeker een nieuwe chauffeurskaart ter beschikking is gesteld, echter tot een maximum van drie weken na vandaag, en bepaalt dat aan verzoeker zo spoedig mogelijk de ingeleverde chauffeurspas voor de duur van de schorsing wordt verstrekt;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 974,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2014 te 14.00 uur.
w.g. R.C. Stam w.g. J.W.E. Pinckaers