In deze zaak heeft appellant, een treinreiziger, een klacht ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) over het weigeren van NS Reizigers B.V. (NS) om schadevergoeding te betalen wegens vertraging tijdens een treinreis. De klacht werd door de ILT opgevat als een verzoek om handhavend op te treden tegen NS, met als doel de overtreding van artikel 17 van Verordening 1371/2007 ongedaan te maken. NS betwistte de bevoegdheid van de ILT om in deze individuele zaak handhavend op te treden, en het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat er geen wettelijke grondslag is voor de ILT om in individuele gevallen handhavend op te treden. Het College concludeerde dat het geschil over schadevergoeding civielrechtelijk van aard is en dat appellant zich daarvoor kan wenden tot een geschillencommissie of de civiele rechter. De uitspraak van het College vernietigde het bestreden besluit van de ILT, maar de rechtsgevolgen van dat besluit blijven in stand. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civielrechtelijke geschillen en bevestigt dat de civiele rechter de aangewezen instantie is voor het beoordelen van schadevergoeding in individuele gevallen.