3.2Verzoeker betoogt voorts dat de het primaire besluit 2 in strijd is met artikel 5:9 van de Awb nu er geen omschrijving van de overtreding in het besluit is opgenomen. Voorts bestrijdt verzoeker dat van enige overtreding van de Wet dieren sprake is. De hokken waren volgens verzoeker naar de norm geldend voor dit type rund voldoende ingestrooid.
Verzoeker voert aan dat maatregel drie van de last geen stand kan houden nu in het geheel niet is gebleken dat er zieke dieren waren die verzorging of afzondering behoefden. Daar komt bij dit type rund niet snel afgezonderd dient te worden en dat verzorging vaak ter plekke kan plaatsvinden.
Maatregel 5 kan volgens verzoeker evenmin stand houden. Volgens verzoeker is in het geheel niet gebleken dat er runderen waren met verwondingen. Verder blijkt uit het controlerapport onvoldoende concreet dat er in de huisvesting sprake zou zijn van uitsteeksels en randen waaraan de dieren zich zouden kunnen verwonden.
4. De Wet dieren luidt voor zover relevant als volgt.
“Artikel 2.1. Dierenmishandeling
1. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.
Artikel 2.2. Houden van dieren
(…)
8. Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.
Artikel 8.4. Medewerkingsplicht
1. Eenieder wie zulks aangaat handelt overeenkomstig dan wel verleent zijn medewerking aan de uitvoering van een krachtens deze wet gegeven bevel, genomen maatregel of verrichte handeling, en verleent alle medewerking die redelijkerwijs nodig is voor het onderzoek naar dierziekten, zoönosen, ziekteverschijnselen of ziekteverwekkers.
2 Eenieder die dieren, dierlijke producten, diergeneesmiddelen of diervoeders onder zich heeft of heeft gehad met betrekking waartoe krachtens deze wet een maatregel is getroffen, verstrekt op het eerste verzoek van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, of artikel 5.9, eerste lid, naar waarheid alle inlichtingen omtrent herkomst en verhandeling van deze dieren of producten.”
Het Besluit houders van dieren luidt als volgt:
“Artikel 1.8. Behuizing
(…)
2 Behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en inrichtingen voor de beschutting voor een dier zijn op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en bevatten geen scherpe randen of uitsteeksels waaraan het dier zich kan verwonden.
3 In de ruimte waarin een dier wordt gehouden, worden geen materialen en, in voorkomend geval, bodemdekking gebruikt die ongeschikt of schadelijk zijn voor het dier.”
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ten aanzien van het primaire besluit 1