Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] , te [plaats 1] , ( [naam 1] ) en
(gemachtigde: mr. C.A. Doets),
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Op 1 december 2016 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, [naam 1] en [naam 2], een voorlopige voorziening vroegen tegen de openbaarmaking van bestuurlijke boetes die hen door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) waren opgelegd. De boetes waren opgelegd wegens overtredingen van de Wet handhaving consumentenbescherming en de Wet op het financieel toezicht. De AFM had op 23 april 2015 de primaire besluiten genomen om boetes van respectievelijk € 100.000,- en € 75.000,- op te leggen aan de verzoekers. Na bezwaar van de verzoekers had de AFM de boetes gematigd tot € 10.000,- en € 62.500,- en de grondslag voor publicatie gewijzigd. Verzoekers stelden dat de openbaarmaking van de boetes hen onomkeerbare reputatieschade zou toebrengen en dat er gerede twijfel bestond over de rechtmatigheid van de besluiten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de voorgenomen publicatie te schorsen, omdat de AFM op basis van zelfstandig onderzoek had gehandeld en de verzoekers niet voldoende hadden aangetoond dat de publicatie hen onevenredig zou schaden. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en oordeelde dat de AFM niet in strijd had gehandeld met de wet.