Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2016 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie).
Procesverloop
[naam 3] .
Overwegingen
- een aantal paarden niet tijdig was bekapt;
- de paarden en runderen geen droge ligplaats op stal hadden;
- de runderen en een schaap onvoldoende beschikten over drinkwater, en
- er onvoldoende bewegingsruimte was in twee stallen waarin twee paarden waren gehuisvest. Verweerder heeft op basis van dit toezichtrapport bij besluit van 1 april 2014 aan appellant een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van genoemde wettelijke bepalingen. Daarbij heeft verweerder appellant zes maatregelen opgelegd die strekken tot het ongedaan maken of beëindigen van genoemde overtredingen.
Eerste opmerkingen overtreder 03-04-2014
(…).
(…)
Slechte voedingstoestand van 4 paarden: volgens de houder zijn de paarden al mager aangekocht. De voedingsconditie is sindsdien niet vooruitgegaan, ook vergeleken met eerdere controles.
(…)
€ 3.190,82 aan facturen heeft ontvangen voor de kosten van de opvang, het transport en de dierenarts. Verweerder heeft op de transportkosten een standaardbedrag van 50% in mindering gebracht van in totaal € 668,89, zodat een bedrag aan kosten resteert van
€ 2.521,93, dat bij dit kostenbesluit bij appellant in rekening is gebracht.
Appellant betwist dat sprake is van een overtreding. Appellant benadrukt dat het enkele feit dat de vier paarden een slechte conditiescore zouden hebben op zichzelf niet maakt dat er van een overtreding sprake is. Vooral niet nu appellant over het algemeen juist paarden aankoopt die minder in conditie zijn, om deze vervolgens in een betere conditie te brengen. Het feit dat hij tijdens de controle de paarden van voer voorzag maakt dat niet anders. Er blijkt immers in het geheel niet dat voor die tijd voer aan de paarden werd onthouden of dat zij onvoldoende werden gevoerd. Ook blijkt niet dat er op het bedrijf van appellant niet voldoende voer aanwezig is. Integendeel, men ziet immers bij het weiland resten van ruwvoer liggen.
22 april 2014 was de kwaliteit van het voer voor verweerder geen reden om een last op te leggen, maar alleen de omstandigheid dat de dieren niet over voldoende voer konden beschikken. Van een herhaalde overtreding is naar het oordeel van het College dan ook geen sprake. Wat betreft de gezondheidstoestand van de dieren overweegt het College het volgende. Ter zitting is door toezichthoudend dierenarts [naam 2] verklaard dat de conditiescore van een paard bij een score van 2,5 aanvaardbaar is. De conditie van het dier mag volgens haar dan niet verslechteren. Zij heeft voorts verklaard dat het zeker enkele weken duurt voordat de dieren op conditie zijn. Volgens haar was de gezondheidstoestand van de dieren ten opzichte van de situatie op 3 april 2014 verslechterd. Zij heeft ter zitting verklaard dat de dierenarts die de dieren in de opvang heeft onderzocht, de dieren beter heeft kunnen onderzoeken dan zij, omdat de dieren zich op 23 april 2014 bevonden in een rustige omgeving. De op 23 april 2014 vastgestelde conditiescores laten in vergelijking met die welke op 22 april 2014 zijn vastgesteld naar het oordeel van het College te veel ruimte voor de conclusie dat de gezondheid van (een deel van) de paarden niet achteruit is gegaan. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder naar het College niet kunnen besluiten tot het terstond toepassen van bestuursdwang.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van appellant tegen het primaire besluit 1 en 2 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op het primaire besluit 1 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- herroept het primaire besluit 1 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- verklaart het beroep tegen het kostenbesluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het kostenbesluit 2 gegrond;
- vernietigt het kostenbesluit 2;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- aan appellant te vergoeden;
€ 1.240,-