Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 september 2016 in de zaak tussen
de Kamer van Koophandel, verweerster
[naam 3] , [naam 4] en[naam 5]( [naam 6] ), te Amsterdam
(gemachtigde: mr. L. Nix).
Procesverloop
Overwegingen
5 mei 2011 heeft verweerster de door [naam 6] gewenste aanpassing in het handelsregister geweigerd, omdat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is dan wel in kracht van gewijsde is gegaan.
19 en 20 april 2011.
[naam 6] als bestuurders van [naam 2] per 6 december 2014, de wijziging van de functie van stichting [naam 8] in secretaris per 29 november 2014 alsmede de wijziging van de bevoegdheid van appellant als bestuurder van [naam 2] in ‘alleen bevoegd’ per
7 december 2014. Bij de opgaven zijn de notulen gevoegd van bestuursvergaderingen van [naam 2] van 29 november 2014 en 6 december 2014.
3 februari 2015 heeft appellant tegen dit besluit bezwaar gemaakt, voor zover daaruit volgt dat de opgaven van 8 december 2014 buiten behandeling zijn gelaten.
24 december 2014 en het arrest van het gerechtshof van 26 augustus 2014 het bestuur van [naam 2] sinds 1 juli 2000 wordt gevormd door appellant en [naam 6] . Verweerster heeft gerede twijfel of het bestuur dat de vergadering van 29 november 2014 (en dientengevolge ook de vergadering van 6 december 2014) heeft bijeengeroepen wel het rechtmatige bestuur was. Daarnaast heeft verweerster gerede twijfel aangaande de vraag of in de gegeven omstandigheden niet sprake is van een “deadlock” die slechts kan worden beëindigd door aanvulling van het bestuur ex artikel 2:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
23 november 2014 voor de vergadering van 29 november 2014 blijkt dat de voorzitter (appellant) tijdens de vergadering de in de oproep genoemde drie stichtingen (alsnog) een plaats in het bestuur wilde geven. De vergadering is overeenkomstig de statuten bijeengeroepen en de agenda is tijdig en deugdelijk aan alle bestuursleden bekend gemaakt. Uit de notulen van de vergadering van 29 november 2014 blijkt dat het voltallig bestuur van [naam 2] aanwezig was en de meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen het bestuur bij wijze van coöptatie voltallig heeft gemaakt. Dat een coöptatiebesluit niet door één bestuurslid tot stand zou kunnen worden gebracht vindt geen steun in de wet noch in de statuten, nu de wet geen minimumeis aan het aantal bestuurders stelt en zwijgt over de bevoegdheid van het bestuur ingeval er vacatures zijn, terwijl de statuten juist voorzien in het geval dat er een vacature ontstaat. Appellant verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van
7 september 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW5355). Appellant voert verder aan dat het bestuur in zijn vergadering van 6 december 2014 de op 18 april 2011 met de stichtingen gesloten gebruikersovereenkomsten, alsmede de nieuwe statuten heeft bekrachtigd en de zittende bestuursleden [naam 6] heeft ontslagen.
Beslissing
mr. M.M. Smorenburg, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2016.