In deze zaak heeft de Maatschap [naam], appellante, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken van 10 maart 2016, waarbij de melkveefosfaatreferentie (MVFR) van appellante is vastgesteld op 1795 kg fosfaat. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna de MVFR is aangepast naar 2891 kg fosfaat. Appellante stelt dat de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (Wvgm) in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omdat de beperkte overdraagbaarheid een ontoelaatbare inbreuk vormt op haar eigendomsrecht. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak van 15 juni 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:150) reeds enkele rechtsvragen van appellante beantwoord, waaronder de vraag of de maatregelen in de Wvgm voldoen aan de eisen van proportionaliteit. Het College heeft vastgesteld dat verweerder niet voldoende is ingegaan op de individuele omstandigheden van appellante en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Het College heeft daarom het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 496,-.