1.12Bij het primaire besluit heeft verweerder de subsidie van appellant op nihil vastgesteld. In de bijlage bij het besluit staat vermeld dat een bedrag van € 11.086,99 voor loon, € 67.077,-- voor eigen arbeid en € 11.786,63 voor materiaal akkoord is bevonden. Verweerder heeft de subsidie toch op nihil vastgesteld, omdat de uitgevoerde activiteiten afwijken van het goedgekeurde projectplan, voor een deel van de loonkosten geen onderbouwing bestaat, de opgevoerde kosten voor eigen arbeid meer dan de helft van de totale opgevoerde projectkosten bedragen en de resultaten en bevindingen niet gedeeld zijn met de sector. Voorts heeft verweerder erop gewezen dat een voorwaarde van deze subsidie is dat het verschil tussen het bedrag dat is aangevraagd en het bedrag dat verweerder berekent, niet groter mag zijn dan 3%. Volgens verweerder voldoet appellant niet aan deze voorwaarde, wat voor verweerder reden is het bedrag dat hij heeft berekend te verlagen met het verschil tussen dit bedrag en het aangevraagde bedrag. Verweerder heeft bij genoemd besluit ook de al uitgekeerde voorschotten teruggevorderd van appellant.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft erop gewezen dat de subsidie op grond van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met de artikelen 1:15, eerste lid, aanhef en onder b, 1:20, vierde lid, en 2:34, tweede lid, van de Regeling op nihil is vastgesteld. Volgens verweerder is sprake van een aanzienlijke afwijking van het projectplan, omdat de uitgevoerde activiteiten voor een groot deel betrekking hebben op eigen arbeid voor de volle grondteelt. Ook heeft appellant de opgevoerde loonkosten niet of onvoldoende onderbouwd. Het feit dat de verantwoordelijke persoon ziek was, maakt niet dat dit verschoonbaar is. In de subsidieverlening is expliciet de verplichting opgenomen om een projectadministratie te voeren. Ook het delen van de resultaten is zo’n verplichting. Het verschil tussen het gevraagde subsidiebedrag en het bedrag dat op grond van de Regeling kan worden verstrekt is bovendien zodanig groot dat ook op grond van artikel 1:20, vierde lid, van de Regeling de subsidie op nihil vastgesteld moet worden.
3. Appellant is van mening dat verweerder de subsidie ten onrechte op nihil heeft vastgesteld en de voorschotten ten onrechte terugvordert. Appellant had verwacht dat een inspectie bij het bedrijf zou plaatsvinden door een deskundige. Hij had dan ook de project- en urenadministratie kunnen tonen. Hij beschikt over vijftien klappers met materiaal, die moeilijk zijn samen te vatten. Ook had hij kunnen laten zien dat het behaalde resultaat ver boven het oorspronkelijke doel is gekomen. Appellant heeft zich vanwege publicaties laten verleiden om subsidie aan te vragen en is vervolgens in een moeras van onbegrijpelijke regels terechtgekomen, waar hij niet mee uit de voeten kon. Het is volgens appellant niet mogelijk om bij een innovatief idee al vooraf in detail weer te geven welke werkzaamheden door wie zullen worden verricht, hoeveel materiaal nodig is en tegen welke kosten en in welk tijdsbestek de plannen zullen worden gerealiseerd. De vier medewerkers leverden een beperkte bijdrage en daarom is besloten hen niet meer in te zetten. Verder is er tegenslag geweest, omdat het moeilijk bleek te zijn een vochtig product te transporteren. Het project heeft toen stilgelegen. Toen een oplossing was bedacht, kon het project weer worden opgepakt. Er moest ook nog gewerkt worden aan het betaalbaar houden van het distributiecentrum voor de bedrijven. Het idee over hoe het systeem in elkaar moest zitten is geleidelijk gewijzigd. Hiermee is het afwijken van het projectplan en van de loonkosten verklaard. De resultaten zijn niet gedeeld, omdat appellant op een cruciaal moment is uitgevallen en omdat het project niet af was.
4. Het College overweegt als volgt.