1.2Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
De Provincie Noord-Holland (de Provincie) heeft op 10 december 2013 een vooraankondiging gedaan van de "Europese aanbesteding OV-concessie Haarlem-IJmond 2016-2025". Vervolgens heeft de Provincie een marktconsultatie gehouden teneinde de meningen van mogelijke inschrijvers te vernemen over een aantal onderwerpen betreffende de aanbesteding. De aankondiging van de opdracht is op 3 juli 2014 gepubliceerd. Het betreft de opdracht van een exclusief recht om openbaar vervoer per bus te verzorgen in het concessiegebied Haarlem / IJmond. De concessie heeft een looptijd van tien jaar en gaat in op 13 december 2015. De concessieperiode eindigt van rechtswege op 14 december 2025 en kan niet worden verlengd. Gunning van de concessie vindt plaats op basis van de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI). De Provincie heeft van Syntus, Connexxion en EBS Public Transportation B.V. een inschrijving op de aanbesteding ontvangen. De beoordelingscommissie heeft geoordeeld dat alle ontvangen inschrijvingen geldig waren ingediend. Omdat naar het voorlopig oordeel van de beoordelingscommissie de inschrijvingen van Syntus en Connexxion een gelijke hoogste totaalscore behaalden en beide partijen eveneens gelijk scoorden op gunningscriteria GC.1 en GC.3, is de EMVI conform de Offerteaanvraag aangewezen door middel van een loting. Op 6 januari 2015 heeft de loting plaatsgevonden. In overeenstemming met de uitslag van de loting heeft de beoordelingscommissie Connexxion als winnaar aangewezen en het beoordelingsresultaat definitief vastgesteld. Bij besluit van 20 januari 2015 heeft GS de concessie aan Connexxion verleend. Tegen dit besluit heeft Syntus bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de Hoor- en Adviescommissie (commissie) op 30 april 2015 een besloten hoorzitting gehouden. Een tweede, openbare, hoorzitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2015. De commissie heeft op 25 augustus 2015 een advies uitgebracht. Vervolgens heeft GS op 13 oktober 2015 het bestreden besluit genomen.
2. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft GS het advies van de commissie gedeeltelijk overgenomen en het primair besluit van 20 januari 2015 met aanvulling van de motivering in stand gelaten.
GS volgt het advies van de commissie waar zij overweegt dat de motivering wat betreft de beoordeling op gunningscriteria GC.3, GC.5 en GC.6 nader moet worden toegelicht. In dit verband heeft GS het proces-verbaal van beoordeling van 14 januari 2015, voor zover dat op Syntus betrekking heeft, als bijlage 3 bij het bestreden besluit gevoegd. Daarnaast is als bijlage 4 een nadere toelichting op de beoordeling bij het bestreden besluit gevoegd.
GS overweegt dat de gunningssystematiek op heldere wijze is vastgelegd en dat vragen naar aanleiding van de Offerteaanvraag consequent en duidelijk zijn beantwoord. Met het verstrekken van het proces-verbaal van beoordeling heeft Syntus kennis kunnen nemen van de wijze waarop de inschrijving is beoordeeld.
GS neemt de conclusie van de commissie over dat nader moet worden verduidelijkt hoe de beoordeling van de rijtijden en het bepalen van het 85e percentiel precies is verlopen en te motiveren waarom Syntus niet is benadeeld door de gekozen berekeningswijze. Deze verduidelijking heeft GS in de als bijlage 4 bij het bestreden besluit gevoegde nadere toelichting opgenomen. Bovendien volgt GS in het bestreden besluit het advies van de commissie dat het eindoordeel gerechtvaardigd is, dat Syntus in het Klanttevredenheidsplan in hoge mate maar niet volledig tegemoet is gekomen aan de wensen van GS.
Ten aanzien van de volgende onderdelen, wijkt het bestreden besluit af van het advies van de commissie.
Voor zover de commissie stelt dat GS aandacht dient te besteden aan de wegingsfactoren van diverse subplannen merkt GS op dat de beoordeling heeft plaatsgevonden op basis van het totaalbeeld van de kwaliteit van gunningscriteria GC.3, GC.5 en GC.6. De keuze voor deze methodiek is duidelijk in de Offerteaanvraag aangegeven. Voorts volgt GS niet het advies van de commissie betreffende de beoordeling van het plan tot ontsluiting van Velsen-Noord. Met het betrekken van de toekomstvastheid van de ontsluiting van Velsen-Noord is de beoordelingscommissie niet buiten het beoordelingskader getreden. Door de beoordelingscommissie is gekeken naar de mate waarin de inschrijvers tegemoet kwamen aan de wens om reizigersgroei en klanttevredenheid te realiseren. Onderdeel hiervan is dat geïnvesteerd wordt in het bieden van lijnen waar naar verwachting veel reizigers gebruik van zullen gaan maken en die kostendekkend zijn. Het oordeel dat het aanbod van Syntus niet toekomst vast is, past binnen dit kader. Tenslotte neemt GS niet het advies over om nader te motiveren hoe zwaar specifieke onderdelen in het Transitieplan en het Milieuplan zijn meegewogen in het totale oordeel. Er is beoordeeld op basis van het totaalbeeld van de kwaliteit van het aanbod van Syntus. Er heeft geen subweging plaatsgevonden tussen het Transitieplan en het Milieu.
3. Het standpunt van Syntus
In beroepsgrond 1 voert Syntus aan dat GS de motivering van het primair besluit van 20 januari 2015 zowel mondeling tijdens de bespreking op 29 januari 2015, als schriftelijk bij brief van 6 februari 2015 heeft aangevuld met nieuwe relevante redenen. Aanvulling van het besluit met nieuwe gronden is evenwel niet toegestaan. Het is vaste jurisprudentie dat na het verschijnen van de gunningsbeslissing geen aanvulling kan of mag plaatsvinden van de relevante redenen die bij de mededeling van de gunningsbeslissing bekend zijn gemaakt.
Beroepsgrond 2 behelst het bezwaar tegen de wijze waarop GS het vervoerplan en het realiteitsgehalte van de rijtijden heeft beoordeeld. De commissie heeft hierover geadviseerd dat er aanleiding is om een en ander in het besluit op bezwaar te verduidelijken. GS heeft dit onderdeel van het advies overgenomen en de door de commissie gevraagde verduidelijking opgenomen in bijlage 4 bij het bestreden besluit. Syntus kan zich met de gegeven nadere toelichting op dit punt niet verenigen.
In beroepsgrond 3 komt Syntus op tegen de beoordeling van het door haar ingediende Duurzaamheidsplan. Syntus scoorde met haar plan uiteindelijk een "goed" (8), terwijl Connexxion een "zeer goed" (9) scoorde. Naar de mening van Syntus volgt hieruit dat GS van oordeel is dat Connexxion met haar inschrijving meer dan Syntus bijdraagt aan het minimaliseren van de uitstoot van schadelijke emissies, van geluidshinder en van overige milieuhinder. Syntus voert aan dat dit oordeel evident en aantoonbaar onjuist is, aangezien de inschrijving van Syntus tot de grootste daling van de uitstoot van schadelijke emissies en van geluidshinder leidt.
Beroepsgrond 4 betreft de beoordeling door GS van de kwaliteit van het Vervoerplan 2017. Daarbij is van belang of het vervoeraanbod voldoende capaciteit biedt voor de voorziene vervoervraag. Syntus voert aan dat GS de op het tracé Delftplein-Haarlem Station aangeboden capaciteit ten onrechte als onvoldoende heeft beoordeeld. Syntus heeft de (rest)capaciteit van de bussen die zij voornemens is in te zetten berekend en vergeleken met de (rest)capaciteit van de bussen die Connexxion op dit moment op het tracé Delftplein-Haarlem Station inzet. De capaciteit die Syntus voornemens is in te zetten is 20 procent hoger dan de capaciteit die Connexxion op dit moment beschikbaar heeft.
Beroepsgronden 5 en 6 hebben betrekking op de beoordeling van het Klanttevredenheidsplan. Naar de mening van Syntus heeft GS ten onrechte aangenomen dat de communicatie naar de reiziger via moeilijk leesbare tabellen plaatsvindt. In de tabellen waarnaar GS verwijst, wordt slechts een overzicht gegeven van de verschillende communicatiekanalen, alsmede van de informatie die via deze kanalen wordt gewisseld. Syntus heeft exact en tot in detail weergegeven met welk communicatiemiddel zij voornemens is met de reizigers te communiceren. Bovendien heeft GS het door Syntus op lijn 74, eindigend bij revalidatiecentrum Heliomare, aangeboden aanvullend rolstoelvervoer als niet waardevol beoordeeld. Specifiek rolstoelvervoer is een vorm van persoonlijke service die voor de betreffende groep reizigers van groot belang is. GS meent ten onrechte dat het effect van deze service beperkt is omdat het aantal reizigers dat daarvan profijt heeft, zeer beperkt is.
4. Het verweer van GS en hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd
Het College zal het verweer van GS alsmede de betogen van partijen betrekken bij de beoordeling van de beroepsgronden.
5. De beoordeling van het geschil