2.4Appellante heeft in haar schriftelijke reactie van 2 december 2015 op de brief van verweerder van 20 november 2015, voor zover thans van belang, naar voren gebracht dat ook de in deze brief door verweerder verstrekte informatie duidelijk maakt dat in het onderhavige geval geen sprake is van een zorgvuldige behandeling door verweerder van het door appellante in het kader van de tender ingediende projectvoorstel.
3. De Awb luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 2:4
1. Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.
2. Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:9
Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.”
De Regeling luidde, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 2.4.13.1
In deze subparagraaf wordt verstaan onder:
-
EnerGO-project:een project bestaande uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, een demonstratieproject of een combinatie van deze vormen, dat past binnen de in (…) Bijlage 2.4.14 (Programmalijnen EnerGO) opgenomen programmalijnen.
Artikel 2.4.13.2
1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een deelnemer in een samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een EnerGO-project.
Artikel 2.4.13.6
De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
a. na toepassing van artikel 2.4.13.7, eerste lid, minder dan 3 punten per criterium zijn toegekend;
(…)
Artikel 2.4.13.7
1 De minister kent aan een project aan de hand van de volgende criteria een hoger aantal punten toe naarmate:
a. het project meer bijdraagt aan verduurzaming van de Nederlandse energiehuishouding en maatschappelijk relevanter is, binnen de context van het innovatiecontract van de topsector energie;
b. de mogelijke bijdrage van het project aan de Nederlandse economie groter is;
c. het project vernieuwender is ten opzichte van de internationale stand van onderzoek of techniek en de Nederlandse kennispositie meer versterkt;
d. de kwaliteit van het project beter is, blijkend uit de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met risico’s, de uitvoerbaarheid en de deelnemende partijen;
e. de mate waarin de beschikbare middelen effectiever en efficiënter worden ingezet.
2 De minister kent per onderdeel van het eerste lid ten minste één en ten hoogste 5 punten toe.
3 Voor de rangschikking wordt het aantal punten gegeven voor eerste lid, onderdeel a, vermenigvuldigd met 20, het eerste lid, onderdeel b, vermenigvuldigd met 20, het eerste lid, onderdeel c, vermenigvuldigd met 30, het eerste lid, onderdeel d, vermenigvuldigd met 20 en het eerste lid, onderdeel e, vermenigvuldigd met 10 en vervolgens opgeteld.
4 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.
5 Geen subsidie wordt verleend voor een project dat lager is gerangschikt dan een soortgelijk project.”
De ‘Spelregels bij rangschikking van TSE-tenderprojecten 26-06-2013’ (de Spelregels) luidden, voor zover van belang, als volgt:
“Doel: transparantie bij de bepaling van de rangschikking van TSE-projecten.
Bij elke tender wordt aan een onafhankelijke commissie gevraagd een rangschikking op te stellen van de ingediende projecten op basis van de in de regeling opgenomen criteria. Deze commissies zijn samengesteld door de TKI-besturen. Het is zaak dat de rangschikking, die bepaalt welke projecten subsidie krijgen en welke niet, op een transparante en onafhankelijke wijze tot stand komt. Daarvoor gelden de volgende uitgangspunten:
• een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereidingen en vaststelling van het advies, indien hij of zij een persoonlijke betrokkenheid heeft bij een aanvrager
• een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereidingen en vaststelling van alle adviezen, indien hij of zij een persoonlijke betrokkenheid heeft bij een aanvraag
• een commissielid heeft de vrijheid om aan te geven geen beoordeling te geven voor een specifiek project indien hij of zij een ander dan hierboven beschreven betrokkenheid heeft.
(…)
Aan het begin van de vergadering vraagt de voorzitter specifiek naar eventuele directe en indirecte betrokkenheid bij de ingediende projectvoorstellen en partijen.
(…)”.