Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2016 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
18 augustus 2014 spoedbestuursdwang toe te passen, op schrift is gesteld en tegen een besluit van 21 augustus 2014 waarbij de kosten van deze toepassing van bestuursdwang bij appellante in rekening zijn gebracht, ongegrond verklaard (het bestreden besluit 1).
Overwegingen
5) Algemene conclusie
16 augustus 2014 zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, opzettelijk bij een dier, te weten een hond (labrador), pijn/of letsel heeft veroorzaakt en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, omdat zij die hond meermalen, althans eenmaal, middels een korte lijn heeft vastgebonden aan de verwarmingsradiator, waarbij de bewegingsvrijheid van die hond (volledig) werd begrensd. Subsidiair was haar op grond van onder meer hetzelfde feit ten laste gelegd dat zij in vermelde periode als houdster van een hond (Labrador) aan dat dier de nodige verzorging heeft onthouden. De bestuursrechter legt volgens appellante andere maatstaven aan dan de strafrechter, maar desalniettemin dient de vrijspraak bij de uitspraak van de bestuursrechter meegenomen te worden, aangezien de last onder bestuursdwang is opgelegd naar aanleiding van het onderzoek door de politie.
18 augustus 2014 om 13.30 uur “niet was aangelijnd aan deze ketting”. Om 15.15 uur was de hond wel aangelijnd, maar dat was omdat appellante wilde gaan douchen.
1. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.
(…)
9.2 Artikel 1.6 van het Bhd is opgenomen in hoofdstuk 1 van het Bhd, getiteld “Algemeen”. Volgens de Nota van Toelichting (Stb. 2010, 410, p. 57) zijn in dit hoofdstuk algemene bepalingen opgenomen die met elkaar gemeen hebben dat ze voor alle houders van dieren gelden, ongeacht de diersoort of het doel waarvoor dieren worden gehouden. In de Nota van Toelichting (p. 100) is met betrekking tot artikel 1.6, voor zover hier van belang, het volgende opgemerkt:
a. aan een ketting of op een andere wijze is vastgelegd, indien niet is voldaan aan artikel 3.2;
b. is ingesloten in een ren, indien niet is voldaan aan artikel 3.3, of
c. is ingesloten in een ren en daarin aan een ketting of op een andere wijze is vastgelegd.|
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de hond incidenteel is vastgelegd of in een ren wordt gehouden.”
(1 punt voor het indienen van de nadere motivering door de gemachtigde van appellante van het door haar zelf ingediende beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 en het kostenbesluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 2;
- vernietigt het kostenbesluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit 2;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- aan appellante te vergoeden;