Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2015 in de zaak tussen
[naam], te [plaats], appellant
(gemachtigde: ir. S. Boonstra)
de staatssecretaris van Economische Zaken,
Procesverloop
Overwegingen
Appellant betwist dat hij de aanvraag niet tijdig heeft ingediend. Hij stelt dat hij de aanvraag ruim voor 15 mei 2013 elektronisch heeft verzonden. Dat de ontvangst door verweerder pas op 16 juli 2014 is bevestigd, wil niet zeggen dat hij de aanvraag ook op die datum heeft ingediend. Niet ondenkbaar is dat er een hapering/ omissie binnen het elektronische GDI-registratiesysteem is opgetreden, waardoor de ontvangstbevestiging binnen dat systeem pas veel later is verzonden. De miscommunicatie rond de briefwisseling in december 2013 en het niet kunnen inloggen in “Mijn dossier” wijzen ook in die richting. Verweerder had nader onderzoek moeten instellen naar de problemen binnen haar geautomatiseerde systemen. Voorts vraagt appellant zich af of de in geding zijnde tegemoetkoming enkel bij de Gecombineerde opgave 2013 kan worden ingediend. Hij betwijfelt of voor de indiening van deze aanvraag een fatale termijn geldt. Appellant meent dat in zijn situatie hierop een uitzondering moet worden gemaakt.
25 dagen na sluiting van de aanvraagperiode op 15 mei 2013. Verweerder diende de aanvraag, gelet op artikel 23, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009, daarom af te wijzen, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 75 van Verordening (EG) nr. 1222/2009. Appellant heeft op laatstgenoemde bepaling echter geen beroep gedaan.