Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam], te [plaats], verzoeker
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
7 december 2014 hebben uitgevoerd en maatregel 3 voor 12 december 2014.
Op die datum heeft verweerder uitvoering gegeven aan de last onder bestuursdwang en heeft verweerder 4 paarden, 3 pony’s en 3 ezels meegevoerd en opgeslagen.
Overwegingen
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
5 februari 2015 als een kostenbesluit in de zin van artikel 5:31c, eerste lid, van de Awb kan worden beschouwd. De voorzieningenrechter ziet hierin, mede met het oog op het geven van rechtsbescherming, dan ook aanleiding deze brief als een voor bezwaar vatbaar besluit aan te merken.
De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van de uitvoering van de bestuursdwang op 3 februari 2015 aanzienlijke twijfel of het meevoeren en opslaan van de paarden, pony’s en ezels van verzoeker proportioneel was. Op 3 februari heeft verweerder vastgesteld dat niet was voldaan aan maatregel 1 van de last, luidende: “Zorg dat al uw dieren altijd over een schone en droge ligplek en/of huisvesting kunnen beschikken.” Op voorhand valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in te zien dat inschakeling van de Agrarische Bedrijfsverzorging (AB) teneinde de huisvesting van de dieren schoon te maken en te voorzien van droge en schone ligplekken, niet mogelijk was. Verweerder heeft hiervoor desgevraagd geen toereikende verklaring kunnen geven. Dat verzoeker op 3 februari 2015 wegens zijn gebroken pols niet in staat is gebleken om de dieren van een geschikte huisvestingssituatie met een droge en schone ligplek te voorzien, is op zichzelf geen voldoende argument. Ook de omstandigheid dat degene die verzoeker hielp te kennen heeft gegeven dat hij maar een beperkt aantal dieren kan verzorgen is in dit opzicht niet toereikend. Aan verzoeker had de mogelijkheid moeten worden geboden om op korte termijn adequate vervanging te regelen. Bij dit voorlopig oordeel heeft de voorzieningenrechter mede van belang geacht dat de dieren blijkens het toezichtrapport hercontrole van 12 februari 2015 volgens de toezichthouder een ogenschijnlijk gezonde indruk maakten en dat aangaande de beslissing om de dieren mee te voeren en op te slaan geen dierenarts is geconsulteerd.
Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat verweerder om uitvoering te geven aan de last onder bestuursdwang de minst bezwarende manier heeft gekozen.
Beslissing
bedrag van € 980,-.
mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 februari 2015.