ECLI:NL:CBB:2015:79

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 februari 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
AWB 15/132
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en proportionaliteit van kostenbesluit in het kader van de Wet Dieren

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 februari 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken. Dit besluit, genomen op 2 december 2014, hield in dat verzoeker wegens overtredingen van de Wet Dieren en het Besluit Dieren een last onder bestuursdwang opgelegd kreeg, waarbij zijn paarden, pony's en konijnen onder toezicht werden genomen. Verzoeker diende maatregelen te treffen, waarvan de eerste twee voor 7 december 2014 en de derde voor 12 december 2014 uitgevoerd moesten zijn. Op 3 februari 2015 heeft de Staatssecretaris de dieren van verzoeker in beslag genomen, wat leidde tot een bezwaar van verzoeker en het verzoek om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 13 februari 2015 werd duidelijk dat verzoeker geen rechtsmiddel had ingediend tegen de last onder bestuursdwang. De voorzieningenrechter oordeelde dat de brief van 5 februari 2015, waarin de voorwaarden voor teruggave van de dieren werden uiteengezet, als een voor bezwaar vatbaar besluit moest worden beschouwd. De voorzieningenrechter had aanzienlijke twijfels over de proportionaliteit van de uitvoering van de bestuursdwang, vooral omdat de dieren op 3 februari 2015 in ogenschijnlijk goede gezondheid verkeerden en er geen dierenarts was geraadpleegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker de mogelijkheid had moeten krijgen om op korte termijn een adequate huisvesting voor zijn dieren te regelen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, waarbij verzoeker in het kader van een afbetalingsregeling maandelijks € 200,- aan verweerder moet betalen, en dat de dieren op korte termijn teruggegeven zullen worden, mits de huisvestingssituatie in orde is. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 980,-.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/132
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 februari 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam], te [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. N.M.H. van Ek),
en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. J. den Haan).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2014 heeft verweerder verzoeker wegens overtreding van de Wet Dieren en het Besluit dieren een last onder bestuursdwang opgelegd. De last is van toepassing op de paarden, pony’s en konijnen van verzoeker. Aan verzoeker is een drietal maatregelen opgelegd. Maatregel 1 en 2 moest hij voor
7 december 2014 hebben uitgevoerd en maatregel 3 voor 12 december 2014.
Op 3 februari 2015 heeft een hercontrole bij verzoeker plaatsgevonden.
Op die datum heeft verweerder uitvoering gegeven aan de last onder bestuursdwang en heeft verweerder 4 paarden, 3 pony’s en 3 ezels meegevoerd en opgeslagen.
Bij brief van 5 februari 2015 heeft verweerder te kennen gegeven onder welke voorwaarden verzoeker zijn dieren terug kan krijgen. Verzoeker moet de geschatte kosten ter hoogte van € 4.960,- betalen en verzoeker moet de huisvestingssituatie herstellen. Verzoeker moet de locatie waar de dieren worden gehuisvest doorgeven zodat de huisvestingssituatie beoordeeld kan worden.
Verzoeker heeft onder meer tegen deze brief bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2015.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2. Nu verweerder te kennen heeft gegeven voornemens te zijn de dieren van verzoeker op 17 februari 2015 over te dragen aan derden, is het spoedeisend belang gegeven.
3. Vast staat dat verzoeker geen rechtsmiddel heeft ingediend tegen de last onder bestuursdwang. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de brief van
5 februari 2015 als een kostenbesluit in de zin van artikel 5:31c, eerste lid, van de Awb kan worden beschouwd. De voorzieningenrechter ziet hierin, mede met het oog op het geven van rechtsbescherming, dan ook aanleiding deze brief als een voor bezwaar vatbaar besluit aan te merken.
4. In het kader van het kostenbesluit kan volgens vaste jurisprudentie van het College (zie onder meer ECLI:NL:CBB:2013:124) de uitvoering van de last onder bestuursdwang worden beoordeeld.
De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van de uitvoering van de bestuursdwang op 3 februari 2015 aanzienlijke twijfel of het meevoeren en opslaan van de paarden, pony’s en ezels van verzoeker proportioneel was. Op 3 februari heeft verweerder vastgesteld dat niet was voldaan aan maatregel 1 van de last, luidende: “Zorg dat al uw dieren altijd over een schone en droge ligplek en/of huisvesting kunnen beschikken.” Op voorhand valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in te zien dat inschakeling van de Agrarische Bedrijfsverzorging (AB) teneinde de huisvesting van de dieren schoon te maken en te voorzien van droge en schone ligplekken, niet mogelijk was. Verweerder heeft hiervoor desgevraagd geen toereikende verklaring kunnen geven. Dat verzoeker op 3 februari 2015 wegens zijn gebroken pols niet in staat is gebleken om de dieren van een geschikte huisvestingssituatie met een droge en schone ligplek te voorzien, is op zichzelf geen voldoende argument. Ook de omstandigheid dat degene die verzoeker hielp te kennen heeft gegeven dat hij maar een beperkt aantal dieren kan verzorgen is in dit opzicht niet toereikend. Aan verzoeker had de mogelijkheid moeten worden geboden om op korte termijn adequate vervanging te regelen. Bij dit voorlopig oordeel heeft de voorzieningenrechter mede van belang geacht dat de dieren blijkens het toezichtrapport hercontrole van 12 februari 2015 volgens de toezichthouder een ogenschijnlijk gezonde indruk maakten en dat aangaande de beslissing om de dieren mee te voeren en op te slaan geen dierenarts is geconsulteerd.
Het is duidelijk dat de kosten van de werkzaamheden die de AB had kunnen uitvoeren, aanzienlijk lager zijn dan de kosten van meevoeren en opslaan van de dieren van verzoeker.
Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat verweerder om uitvoering te geven aan de last onder bestuursdwang de minst bezwarende manier heeft gekozen.
Bij de beslissing op bezwaar zal verweerder de kosten van de uitvoering van de bestuursdwang moeten vaststellen en daarbij rekening moeten houden met de proportionaliteit van de wijze waarop de bestuursdwang is geeffectueerd alsmede met het feit dat verweerder 3 ezels heeft meegevoerd en opgeslagen die niet in de last onder bestuursdwang zijn genoemd.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook toe in die zin dat verzoeker in het kader van een afgesproken afbetalingsregeling maandelijks € 200,- aan verweerder betaalt in afwachting van het definitieve kostenbesluit op bezwaar, alsmede dat verweerder de dieren van verzoeker op korte termijn van hooguit enkele dagen zal teruggeven, indien is voldaan aan de voorwaarde dat de huisvestingssituatie voor de dieren bij controle in orde is bevonden.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe in die zin dat:
- verzoeker in het kader van een afgesproken afbetalingsregeling maandelijks € 200,- aan verweerder betaalt in afwachting van het definitieve kostenbesluit op bezwaar;
- alsmede dat verweerder de dieren van verzoeker op korte termijn zal teruggeven indien is voldaan aan de voorwaarde dat de huisvestingssituatie voor de dieren bij controle in orde is bevonden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- aan
verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een
bedrag van € 980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, in aanwezigheid van
mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 februari 2015.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. P.M. Beishuizen