ECLI:NL:CBB:2013:124
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kosten van bestuursdwang en rechtmatigheid van het meevoeren van runderen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant [A] en de staatssecretaris van Economische Zaken. Het geschil betreft de kosten die aan appellant zijn opgelegd in verband met de toepassing van bestuursdwang, waarbij 33 en later 46 runderen zijn meegevoerd. De staatssecretaris had bij besluit van 22 mei 2012 kosten van bestuursdwang ter hoogte van € 98.980,22 in rekening gebracht, maar dit bedrag werd later herzien naar € 54.857,20 na een herbeoordeling van de situatie. Appellant heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de kosten onterecht en te hoog waren.
De procedure begon met een controlebezoek op 11 oktober 2011, waaruit bleek dat de runderen in een slechte gezondheid verkeerden en niet voldoende voer hadden. Dit leidde tot de toepassing van spoedbestuursdwang. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten, waardoor de rechtmatigheid van de meevoeringen vaststond. Het College oordeelde dat de kosten van de bestuursdwang in beginsel voor rekening van appellant komen, en dat de staatssecretaris in redelijkheid de kosten heeft vastgesteld. Appellant heeft zijn stellingen over de disproportionaliteit van de kosten niet onderbouwd.
Het College concludeert dat de kosten van € 54.857,20 rechtmatig zijn en dat appellant niet heeft aangetoond dat de verkoopopbrengsten van de runderen onredelijk laag waren. De financiële situatie van appellant biedt geen grond om de kosten niet voor zijn rekening te laten komen. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.