In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 februari 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een last onder bestuursdwang had ontvangen van de staatssecretaris van Economische Zaken. De staatssecretaris had op 20 januari 2015 een last opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren, waarbij de gezondheid en het welzijn van de schapen van verzoeker in het geding waren. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om de last te schorsen en de in beslag genomen dieren terug te geven.
Tijdens de zitting op 25 februari 2015 werd duidelijk dat de staatssecretaris zich baseerde op bevindingen van inspecteurs van de NVWA, die op 19 januari 2015 een controle hadden uitgevoerd. De inspecteurs constateerden dat de schapen in een slechte conditie verkeerden, met onder andere huidproblemen en kreupelheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris voldoende grond had om de last onder bestuursdwang op te leggen, gezien de slechte conditie van de schapen en het feit dat verzoeker niet had voldaan aan de eerder opgelegde maatregelen.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat verzoeker niet had aangetoond dat hij tijdig aan de opgelegde last had voldaan. De rechter concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten tot bestuursdwang, gezien de omstandigheden en de gezondheid van de schapen. De uitspraak benadrukt het belang van dierenwelzijn en de verantwoordelijkheden van houders van dieren onder de Wet dieren.