In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 juli 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een veehandelaar die geconfronteerd werd met spoedbestuursdwang door de Staatssecretaris van Economische Zaken. De Staatssecretaris had op 17 april 2014 bestuursdwang toegepast wegens overtredingen van de artikelen 36 en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De veehandelaar had bijna 300 schapen en een aantal geiten en pony's op zijn bedrijf, waarvan een aanzienlijk aantal in slechte gezondheid verkeerde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de situatie niet zo spoedeisend was dat bestuursdwang zonder voorafgaande last kon worden toegepast. De voorzieningenrechter concludeerde dat de veehandelaar voldoende gelegenheid had moeten krijgen om de nodige maatregelen te treffen om de situatie te verbeteren. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en de primaire besluiten, en droeg de Staatssecretaris op om de dieren binnen vijf dagen aan de veehandelaar terug te geven. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de veehandelaar, vastgesteld op € 974,-.