Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 november 2015 in de zaken tussen
burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk, verweerders
Procesverloop
24 september 2015. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
24 december 2014 zijn uitgeschreven. De exploitatie van de onderneming is met ingang van genoemde datum, onder dezelfde naam, voortgezet door een nieuwe vennootschap onder firma, van de vennoten [naam 3] en [naam 4] . Bij brief van 30 januari 2015 hebben appellanten desgevraagd gesteld dat zij nog belang hebben bij de beoordeling van hun beroep. Daartoe voeren zij – samengevat weergegeven – aan dat in het pand in kwestie nog steeds een winkel is gevestigd die naar hun mening in strijd met de Winkeltijdenwet elke zondag open is en dat zij met hun verzoek om handhaving (omzet)schade willen voorkomen. Het College is van oordeel dat de overname van Brood en Banket door [naam 3] en [naam 4] niet betekent dat appellanten sub 1 en sub 2 met hun beroep niet meer kunnen bereiken wat zij beogen, namelijk handhavend optreden tegen overtreding van de Winkeltijdenwet door Brood en Banket. Daarbij is relevant dat niet in geschil is dat Brood en Banket in hetzelfde pand en op gelijke wijze is voortgezet door [naam 3] en [naam 4] . Gelet op het vorenstaande levert de overname van Brood en Banket onvoldoende grond voor het oordeel dat het procesbelang van appellanten sub 1 en sub 2 is komen te ontvallen. Appellanten sub 1 en sub 2 zijn ontvankelijk in hun beroep. Het College overweegt over dat beroep als volgt.
26 juni 2008 (ECLI:NL:CBB:2008:BD6135) geoordeeld dat de vraag welke aard de eetwaren hebben die plegen te worden verkocht, niet afhangt van de gewoonte ter zake op één of enkele dagen per jaar, maar van de situatie gedurende de resterende dagen van openstelling. Deze situatie is immers representatief voor de verkoop gedurende vrijwel het gehele jaar en kan in redelijkheid worden aangenomen weer te geven wat in de winkel pleegt te worden verkocht.
Beslissing
- verklaart het beroep van appellanten sub 3 tot en met sub 7 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van appellanten sub 1 en sub 2 gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten voor zover gericht aan appellanten sub 1 en sub 2;
- draagt verweerders op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het verzoek van appellanten sub 1 en sub 2 met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerders in de reis- en verletkosten tot een bedrag van € 130,- aan appellanten sub 1 en sub 2 te betalen;
- draagt verweerders op het betaalde griffierecht van € 328,- aan appellanten sub 1 en