ECLI:NL:CBB:2015:323
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdige melding van tijdelijke overdracht van melkquotum en de gevolgen van te late indiening
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Economische Zaken en verschillende appellanten, waaronder [naam 1] B.V. en maatschappen [naam 3] en [naam 4]. De appellanten hadden bezwaar gemaakt tegen besluiten van de staatssecretaris die de tijdelijke overdracht van hun melkquotum hadden afgewezen. De staatssecretaris had deze afwijzing gebaseerd op het feit dat de meldingen voor de tijdelijke overdracht te laat waren ingediend, namelijk na de fatale datum van 16 februari 2014, zoals voorgeschreven in de Regeling Superheffing 2008.
De appellanten voerden aan dat er sprake was van een verschoonbare oorzaak voor de te late indiening, omdat hun gemachtigde door een storing van de melkrobot en persoonlijke omstandigheden in de chaos het overzicht was kwijtgeraakt. De financiële gevolgen van de afwijzing waren voor de appellanten zeer ingrijpend, vooral omdat het melkquotum per 1 april 2015 was afgeschaft. De staatssecretaris stelde echter dat er geen ruimte was om van de fatale datum af te wijken, aangezien de Regeling geen hardheidsclausule bevatte.
Het College oordeelde dat de meldingen inderdaad te laat waren gedaan en dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding had gezien om de eindtermijn niet tegen de appellanten te werpen. Het College wees ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel af, omdat de door appellanten aangevoerde vergelijkbare gevallen niet voldoende waren onderbouwd. De beroepen van de appellanten werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van meldingen in het bestuursrecht en de strikte naleving van wettelijke termijnen.