ECLI:NL:CBB:2006:AV3598

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/1101
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag melkpremie 2004 wegens termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om de afwijzing van de aanvraag voor de melkpremie 2004 door het Productschap Zuivel, die appellanten A en B, te X, hebben ingediend. De aanvraag werd afgewezen omdat deze buiten de gestelde indieningstermijn was ontvangen. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 11 januari 2006 zijn appellanten en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigden van verweerder wel aanwezig waren.

De beoordeling van het geschil richt zich op de vraag of de termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen verschoonbaar is. Appellanten stellen dat zij door omstandigheden, waaronder de ziekte en het overlijden van hun zwager, niet in staat waren om hun administratie op orde te houden. Het College overweegt dat de appellanten niet tijdig maatregelen hebben getroffen om hun administratie te beheren, ondanks dat zij meer dan een jaar de tijd hadden om dit te doen na het overlijden van hun zwager. De door hen aangevoerde omstandigheden worden niet als overmacht of buitengewone omstandigheden erkend.

Het College concludeert dat de afwijzing van de aanvraag melkpremie 2004 door verweerder terecht is, omdat appellanten niet hebben voldaan aan de indieningstermijn. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J.M. Heijs, met mr. M.S. Hoppener als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 februari 2006.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
AWB 04/1101 22 februari 2006
10820 Regeling superheffing en melkpremie 2004
Uitspraak in de zaak van:
A en B, te X, appellanten,
gemachtigde: mr. Sj. Borger, werkzaam bij AVM Juristen te Drachten,
tegen
het Productschap Zuivel, verweerder,
gemachtigden: mr. A.C.R. Geelen en L.J. Koers, beiden werkzaam bij verweerder.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 7 september 2004 heeft verweerder de door appellanten op grond van de Regeling superheffing en melkpremie 2004 ingediende aanvraag melkpremie 2004 afgewezen, omdat deze buiten de gestelde indieningstermijn door verweerder is ontvangen.
Bij besluit van 2 november 2004 heeft verweerder het hiertegen gericht bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 9 december 2004, bij het College binnengekomen op 10 december 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 januari 2005 hebben appellanten het beroep van gronden voorzien.
Op 10 maart 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2006. Appellanten en hun gemachtigde zijn hierbij, zoals voorafgaand bericht, niet verschenen en verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 2, tweede alinea, juncto artikel 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 2237/2003 zijn voor het kalenderjaar 2004 onder meer de artikelen 13 en 48 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 van toepassing voor aanvragen voor de melkpremie en de extra betalingen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 7, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
Ingevolge artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 wordt bij een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen, behoudens overmacht en buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 48, de aanvraag afgewezen.
2.2 Verweerder heeft bij het bestreden besluit van 2 november 2004 zijn afwijzing van de door appellanten ingediende aanvraag melkpremie 2004 wegens een overschrijding van de indieningstermijn met meer dan 25 kalenderdagen gehandhaafd.
2.3 Appellanten betwisten niet dat zij bij de indiening van hun aanvraag melkpremie 2004 de termijn met meer dan 25 kalenderdagen hebben overschreden. Zij zijn evenwel van mening dat sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
Appellanten waren niet in staat hun administratie zelfstandig te voeren en hadden het beheer daarover volledig aan hun zwager uitbesteed. Deze zwager is in oktober 2002 ernstig ziek geworden en is eind april 2003 overleden. Na het overlijden van hun zwager hebben appellanten geruime tijd moeite gehad zich op hun bedrijfsvoering te concentreren en hebben daarbij niet in de eerste plaats aandacht besteed aan administratieve werkzaamheden. Pas eind augustus 2004 waren appellanten weer enigszins in staat de dagelijkse gang van zaken op hun bedrijf op te pakken en hebben zij de administratie ter hand genomen. Vervolgens is het aanvraagformulier melkpremie 2004 zo spoedig mogelijk bij verweerder ingediend.
2.4 Hetgeen appellanten tegen het bestreden besluit hebben aangevoerd, merkt het College aan als een beroep op overmacht en buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 48 van Verordening (EG) nr. 2419/2001. Alleen in het geval van een geslaagd beroep op dit artikel is er reden voor de conclusie dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen.
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (zie onder meer het arrest van 11 juli 2002, Käserei Champignon Hofmeister GmbH & Co. KG, C-210/00, jurispr. 2002, blz. I-6453, rechtsoverweging 79) moet het begrip overmacht inzake landbouwverordeningen aldus worden uitgelegd dat het inhoudt dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden.
De door appellanten aangevoerde omstandigheden kunnen niet leiden tot een geslaagd beroep op overmacht of buitengewone omstandigheden. De zwager van appellanten is reeds in oktober 2002 ziek geworden en in april 2003 overleden, terwijl de aanvraag melkpremie 2004 pas op 15 mei 2004 - ruim één jaar na het overlijden van de zwager - moest zijn ingediend. Appellanten hadden dan ook tijdig maatregelen kunnen en moeten treffen. Dat zij de administratieve werkzaamheden lange tijd op hun beloop hebben gelaten, dient voor hun rekening en risico te blijven.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de aanvraag melkpremie 2004 terecht afgewezen.
2.5 Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.6 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Hoppener, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2006.
w.g. E.J.M. Heijs w.g. M.S. Hoppener