2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 2, tweede alinea, juncto artikel 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 2237/2003 zijn voor het kalenderjaar 2004 onder meer de artikelen 13 en 48 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 van toepassing voor aanvragen voor de melkpremie en de extra betalingen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 7, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
Ingevolge artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 wordt bij een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen, behoudens overmacht en buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 48, de aanvraag afgewezen.
2.2 Verweerder heeft bij het bestreden besluit van 2 november 2004 zijn afwijzing van de door appellanten ingediende aanvraag melkpremie 2004 wegens een overschrijding van de indieningstermijn met meer dan 25 kalenderdagen gehandhaafd.
2.3 Appellanten betwisten niet dat zij bij de indiening van hun aanvraag melkpremie 2004 de termijn met meer dan 25 kalenderdagen hebben overschreden. Zij zijn evenwel van mening dat sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
Appellanten waren niet in staat hun administratie zelfstandig te voeren en hadden het beheer daarover volledig aan hun zwager uitbesteed. Deze zwager is in oktober 2002 ernstig ziek geworden en is eind april 2003 overleden. Na het overlijden van hun zwager hebben appellanten geruime tijd moeite gehad zich op hun bedrijfsvoering te concentreren en hebben daarbij niet in de eerste plaats aandacht besteed aan administratieve werkzaamheden. Pas eind augustus 2004 waren appellanten weer enigszins in staat de dagelijkse gang van zaken op hun bedrijf op te pakken en hebben zij de administratie ter hand genomen. Vervolgens is het aanvraagformulier melkpremie 2004 zo spoedig mogelijk bij verweerder ingediend.
2.4 Hetgeen appellanten tegen het bestreden besluit hebben aangevoerd, merkt het College aan als een beroep op overmacht en buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 48 van Verordening (EG) nr. 2419/2001. Alleen in het geval van een geslaagd beroep op dit artikel is er reden voor de conclusie dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen.
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (zie onder meer het arrest van 11 juli 2002, Käserei Champignon Hofmeister GmbH & Co. KG, C-210/00, jurispr. 2002, blz. I-6453, rechtsoverweging 79) moet het begrip overmacht inzake landbouwverordeningen aldus worden uitgelegd dat het inhoudt dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden.
De door appellanten aangevoerde omstandigheden kunnen niet leiden tot een geslaagd beroep op overmacht of buitengewone omstandigheden. De zwager van appellanten is reeds in oktober 2002 ziek geworden en in april 2003 overleden, terwijl de aanvraag melkpremie 2004 pas op 15 mei 2004 - ruim één jaar na het overlijden van de zwager - moest zijn ingediend. Appellanten hadden dan ook tijdig maatregelen kunnen en moeten treffen. Dat zij de administratieve werkzaamheden lange tijd op hun beloop hebben gelaten, dient voor hun rekening en risico te blijven.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de aanvraag melkpremie 2004 terecht afgewezen.
2.5 Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.6 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.