Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [plaats] ([naam 1])
(gemachtigde: mr. E. Broeren),
de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit(NVWA)
en
NVWA
Procesverloop in hoger beroep
26 september 2013. Namens [naam 1] is verschenen [naam 2], directeur, bijgestaan door de gemachtigde. NVWA heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft het College de Staat als partij aangemerkt.
Nadat partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, heeft het College bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Toepasselijke regelgeving.
a. van bepaalde categorieën personen wier assimilatieproces of stofwisseling is verstoord;
(…)
(…)
(…)
een categorie speciaal bewerkte of samengestelde producten voor bijzondere voeding die door patiënten als dieetvoeding onder medisch toezicht gebruikt wordt.
voor de behandeling waarvan niet louter kan worden volstaan met wijzigingen van het normale voedingspatroon, of andere bijzondere voeding.
Van belang zijnde feiten en omstandigheden.1.[naam 1] is een Nederlands bedrijf dat sinds 20 jaar probiotische producten vervaardigt en die op de Nederlandse, Europese en internationale markten brengt. Een daarvan betreft het product [E] ([E]). Dit product beoogt antibiotica geassocieerde diarree te voorkomen.
Daarnaast heeft het in werking treden van de nieuwe claimsverordening bijgedragen aan helderheid over claims op levensmiddelen.
(van 1 maart 2005 kenmerk V\NACEreR-04/40768a) voor verwarring heeft gezorgd. De brief had slechts tot doel om de ontvangst van de specimens te bevestigen en aan te geven dat er mogelijk terug zou worden gekomen op de status van de producten als dieetvoeding voor medisch gebruik.
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het hoger beroep van NVWA
24 februari 2011 (ECLI:NL:RBROT:2011: 903), kan haar niet baten. Die uitspraak heeft betrekking op een situatie die niet op één lijn te stellen is met die in het voorliggende geval van [naam 1], onder andere omdat in die zaak de periode waarop het betrokken product op de markt was gebracht veel korter was dan in het voorliggende geval.
.[naam 1] voert voorts aan dat de Nederlandse autoriteiten het begrip DVMG in de Warenwetregeling onjuist hebben ingevuld. NVWA hanteert volgens [naam 1] een te smalle en achterhaalde definitie van het begrip voeding waardoor zij ten onrechte van mening is dat [E] niet binnen de categorie DVMG zou vallen. De rechtbank heeft deze te smalle benadering ten onrechte overgenomen en geen rekening gehouden met de expertopinies van prof. S.C. Bisschof, Dr. Jur. T. Büttner en prof E. Claassen en het rapport van TNO van 10 maart 2011 ‘reactie op het RIVM-advies’. Onder verwijzing naar deze stukken herhaalt [naam 1] haar standpunt dat probiotica voeding zijn en [E] specifiek een DVMG is.
Op grond van artikel 1, onder b, juncto 10, onder f, van de mandaatregeling VWS is de Inspecteur-Generaal van de NVWA een algemeen mandaat gegeven tot het nemen van besluiten in naam van de minister van VWS. Dit mandaat omvat ook de bevoegdheid van de Inspecteur-Generaal om handhaven op te treden in geval [E] in strijd met de wet- en regelgeving op de markt wordt gebracht. Gelet op de strekking van de brief van 28 augustus 2009, gaat het College ervan uit dat dit besluit in mandaat is genomen door de Inspecteur-Generaal van de NVWA.
Van de gestelde overtreding van de Oostenrijkse mededingswetgeving was daarom geen sprake. Dit oordeel is niet bepalend voor het antwoord op de vraag of een probiotisch product moet worden aangemerkt als DVMG als bedoeld in Richtlijn 1999/21/EG.
nr. 436935, Stcrt. 20210 in algemene zin te kennen gegeven in gevallen als hier aan de orde af te zien van het voeren van verweer. Gelet hierop kan het College in deze procedure, met
– voor zover nodig – verdragsconforme toepassing van artikel 8:73 van de Awb beslissen op het verzoek van appellant om schadevergoeding.
Beslissing
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) tot betaling aan [naam 1] Bio Industries B.V. van een schadevergoeding van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro);