Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] , appellant
(gemachtigde: mr. drs. B.Y. Pije),
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (minister),
Procesverloop in hoger beroep
3 april 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:2396).
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Appellant bestrijdt dat hij werkgever als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet is, nu hij geen personeel in dienst heeft. Appellant heeft een gecorrigeerd uittreksel overgelegd, waaruit blijkt dat de inschrijving in het handelsregister foutief en achterhaald is. Dat appellant ten tijde van de inspectie geen personeel in dienst had, blijkt uit de verklaring van zijn salarisadministrateur waarin is vermeld dat zijn onderneming voor de inhoudingsplicht van loonheffing is afgemeld en dat in de maanden voorafgaand aan de inspectie geen aangiften loonheffing zijn ingediend. Aan deze verklaring heeft de rechtbank een onjuiste uitleg gegeven. Het proces-verbaal van de inspectie is volgens appellant ontoereikend als bewijs dat hij als werkgever moet worden aangemerkt.
Beslissing
- herroept het besluit van 5 april 2013;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 160 in beroep en € 246 in hoger beroep aan appellant te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van appellant tot een bedrag van