In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 17 juli 2015, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, eigenaren van een galerie in de gemeente Woerden, hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek tegen de zondagopenstelling van hun galerie. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeenteraad bij het vaststellen van de Verordening winkeltijden 2011, waarin een vrijstelling voor kunstateliers en galeries is opgenomen, niet onrechtmatig heeft gehandeld. De voorzieningenrechter stelt vast dat de openstelling van de galerie in overeenstemming is met de gewijzigde verordening en dat er geen sprake is van een overtreding. De verzoekers stellen dat de wijziging van de verordening in strijd is met de Winkeltijdenwet, omdat de belangen van omwonenden niet zijn meegewogen. De voorzieningenrechter erkent dat de belangen van omwonenden een rol spelen, maar oordeelt dat deze niet zo zwaarwegend zijn dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot de vrijstelling heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de specifieke positie van kunstateliers en galeries in de wetgeving en de lange geschiedenis van ontheffingen voor deze instellingen een belangrijke rol spelen in de afweging. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit om het handhavingsverzoek af te wijzen niet als onmiskenbaar onrechtmatig kan worden aangemerkt, en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door de gemeenteraad, maar bevestigt ook de geldigheid van de verordening.