In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van V.O.F. [naam 1], [naam 2] en [naam 3] tegen de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 juni 2013, waarin een boete was opgelegd wegens overtreding van artikel 7 van de Meststoffenwet. De staatssecretaris had een boete van € 52.227,- opgelegd voor het jaar 2009, die later in bezwaar was verlaagd naar € 23.345,- en uiteindelijk op 14 november 2013 opnieuw was gematigd naar € 8.495,-. De staatssecretaris stelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de derogatieregeling, omdat het bemestingsplan te laat was ingediend. Tijdens de zitting bevestigde appellante dat zij de gronden handhaafde die zich richtten tegen het oordeel van de staatssecretaris. Het College oordeelde dat appellante het bemestingsplan uiterlijk op 1 februari 2009 beschikbaar had moeten hebben, wat niet het geval was. Hierdoor was de hogere gebruiksnorm van 250 kilogram stikstof per hectare niet van toepassing, en bleef appellante boven de gebruiksnorm van 170 kilogram stikstof per hectare. Het College verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 14 november 2013 ongegrond. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 980,-.