Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2015 in de zaak tussen
[naam 1] en [naam 2], te [plaats], appellanten,
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
28 maart 2013 een pro forma aanvraag om subsidie in het kader van de Regeling ingediend bij verweerder voor het project “Groninger Paarden PK’s voor scholing, ecologie en economie”. Verweerder heeft hen bij brief van 2 april 2013 meegedeeld dat de aanvraag incompleet is en hen verzocht om binnen 7 dagen na dagtekening van die brief aanvullende informatie te verstrekken, waaronder het machtigingsformulier medeaanvragers. Daarbij is vermeld dat verweerder de aanvraag zonder deze informatie verder niet in behandeling kan nemen. [naam 1] heeft verweerder per email van 2 april 2013 meegedeeld dat [naam 3] als nieuwe hoofdaanvrager aan het project werd verbonden. Op 15 april 2013 heeft [naam 1] verweerder per email meegedeeld dat wederom een nieuwe hoofdaanvrager, appellant [naam 2], aan het project is verbonden.
Appellanten zijn verder van mening dat de geboden hersteltermijn van 7 dagen onredelijk kort was. Op 2 april 2013 heeft [naam 3] zich bereid getoond om als hoofdaanvrager aan het project deel te nemen. Appellanten waren door technische problemen echter niet in staat om binnen de gestelde termijn het machtigingsformulier in te dienen. [naam 1] fungeert als contactpersoon voor de aanvraag. De subsidieaanvraag was echter gekoppeld aan de naam van de oorspronkelijke hoofdaanvrager, die hiervoor toegang had gekregen tot “mijn dossier”, het digitale communicatiekanaal met verweerder. In verband met deze koppeling had [naam 1] zelf geen toegang tot “mijn dossier” en kon hij geen stukken langs deze weg versturen aan verweerder. De post waaronder de brief van 2 april 2013 verliep vervolgens via het adres van [naam 3]. [naam 1] heeft genoemde brief hierdoor niet zelf gezien. [naam 3] wenste nog overleg te plegen met [naam 1] voordat hij de machtiging zou tekenen. Dit overleg vond plaats tussen 2 en 10 april 2013. Het machtigingsformulier kon hierdoor niet voor
10 april 2013 per email aan verweerder worden verzonden.