ECLI:NL:CBB:2015:215
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de deelnemingsverplichting in het kader van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juni 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel. De appellant, die sinds november 2002 verplicht aangesloten was bij de verweerster, betwistte de beëindiging van zijn aansluiting per 1 januari 2007. De verweerster had deze beëindiging gebaseerd op de veronderstelling dat de appellant zich zou aansluiten bij een ander pensioenfonds, het Bpf ICK, wat uiteindelijk niet is gebeurd. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit van de verweerster vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Het College oordeelde dat de verweerster niet gehouden was om de aansluiting met terugwerkende kracht te beëindigen, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. De appellant voerde aan dat de verweerster het recht had verwerkt om nog een beslissing te nemen op het bezwaarschrift, maar het College oordeelde dat dit niet het geval was. De appellant stelde ook dat hij niet verplicht was aangesloten bij de verweerster, maar het College oordeelde dat de verplichtstelling gold voor werknemers in de detailhandel, ongeacht het percentage van de omzet. Uiteindelijk bevestigde het College de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.