ECLI:NL:CBB:2015:15
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- J.L.W. Aerts
- E.R. Eggeraat
- M. van Duuren
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep NPEX B.V. tegen De Nederlandsche Bank N.V. inzake opvorderbare gelden en ontheffing Wft
In deze zaak heeft NPEX B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van NPEX gegrond verklaarde voor wat betreft de beperking van de duur van de ontheffing tot één jaar, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaarde. De zaak betreft de vraag of de gelden die door de stichting worden aangehouden als opvorderbare gelden moeten worden aangemerkt, en of de Nederlandsche Bank (DNB) terecht heeft geweigerd om een ontheffing te verlenen op grond van artikel 3:5, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). DNB heeft geconcludeerd dat de waarborgen die de stichting biedt onvoldoende zijn om de belangen van beleggers te beschermen. De rechtbank heeft de beslissing van DNB bevestigd, maar de ontheffing verlengd tot 30 juni 2015. NPEX betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake is van opvorderbare gelden, en dat de stichting niet onder het verbod van artikel 3:5, eerste lid, Wft valt. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de stichting inderdaad opvorderbare gelden aanhoudt en dat DNB in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de ontheffing niet te verlengen. Het hoger beroep van NPEX is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.