In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] B.V. en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De appellante, een slachterij die wekelijks meer dan 7.000 kalveren slacht, heeft bezwaar gemaakt tegen de kosten die in rekening zijn gebracht voor aanvullende controles die zijn uitgevoerd vanwege vermeende niet-naleving van HACCP-beginselen. De Staatssecretaris had op basis van eerdere waarschuwingen aanvullende controles aangekondigd, omdat de appellante volgens hem de verladingstemperatuur van vlees onjuist had geregistreerd, wat de voedselveiligheid in gevaar zou brengen.
De appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij zij betwistte dat zij in strijd had gehandeld met de HACCP-procedures. Tijdens de zitting is de appellante vertegenwoordigd door haar gemachtigde en heeft zij verschillende argumenten aangevoerd ter ondersteuning van haar standpunt. Het College heeft de argumenten van de appellante zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat de appellante de HACCP-procedures niet heeft nageleefd. De registratie van de temperatuurmetingen door de appellante was niet onjuist, en de aanvullende controles waren derhalve niet gerechtvaardigd.
Het College heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de primaire besluiten herroepen voor zover deze betrekking hadden op de kosten van de aanvullende controles. Tevens heeft het College de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de appellante, vastgesteld op € 980,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige documentatie en naleving van procedures in de levensmiddelenindustrie, evenals de verantwoordelijkheden van de autoriteiten bij het opleggen van kosten voor controles.